die zij ontwikkelen (Klemann, 1992). Schramm, een hoogleraar experimentele economie die zich heeft bekwaamd in mensbeelden, zegt dat in de economische wetenschap veelvuldig gebruik wordt gemaakt van theoretische studies om gedrag te analyseren. Bij afwezigheid van empirische ondersteuning worden bij gedragsveronderstellingen het gedrag of de voorkeuren die de economische onderzoeker zelf redelijk vindt als uitgangspunt genomen. Dit kan echter een vertekend beeld geven (Schramm, 1998). Folmer (2007) heeft eveneens kritiek op de wijze waarop de economie wordt uitgeoefend. Er zijn belangrijke aanvullingen op het neoklassieke paradigma gedaan: markten kennen geen volledige maar beperkte informatie, en er is sprake van begrensde rationaliteit. Ook heeft zich een (nieuwe) institutionele economie ontwikkeld vanwege de veronachtzaming van instituties. Vanuit de erkenning dat psychologische factoren van groot belang zijn voor de verklaring van economisch gedrag, is behavioral economics tot ontwikkeling gekomen. Desondanks is het verbazingwekkend dat het grootste deel van de economen het neoklassieke model nog steeds als uitgangspunt neemt en dat nog steeds vele publicaties verschijnen die op dit paradigma zijn gebaseerd (Folmer, 2007). 17 2.6 Globalisering Regionalisering In juli 2008 zijn de WTO-onderhandelingen over wereldwijde vrijhandel, na de eerdere mislukking van de besprekingen in Doha, wederom vastgelopen. De besprekingen hadden ten doel om ontwikkelingslanden meer kansen op de wereldmarkt te geven, maar ontaardden in een machtsstrijd tussen de rijkere westerse landen en de rijkere ontwikkelingslanden. Gepoogd werd om de concurrentieverstorende landbouwsubsidies van Europa en de Verenigde Staten af te bouwen. In ruil daarvoor zouden ontwikkelingslanden de dienstensector en de industriële sector openstellen voor geïndustrialiseerde landen. De ontwikkelingslanden zijn echter zeer terughoudend in het te vroeg openstellen van hun markt voor buitenlandse handel, omdat het de lokale markten en de nog relatieve zwakke sectoren ernstig kan verstoren (Pilon & Wildschut, 2008). Onderzoek naar het vrijhandelsverdrag tussen Engeland en het economisch veel zwakkere Portugal in de zeventiende eeuw heeft aangetoond dat de Portugese productie van wollen stoffen en kleding nagenoeg werd geëlimineerd door dit verdrag. Voor Portugal leidde het verdrag ertoe dat de enige sector werd weggevaagd die had kunnen dienen als trekker van de Portugese industrialisatie. Waarschijnlijk is het de oorzaak voor het technologische gat, waar Portugal tegenwoordig nog steeds mee kampt (Klundert, 2004). Vanuit een historisch perspectief is te zien dat alle geïndustrialiseerde landen zich pas ontwikkeld hebben na een lange periode van protectionisme. Landen die de overgang maken van een landbouweconomie naar een industriële economie hebben baat bij protectionisme totdat de industrie hetzelfde peil heeft bereikt als in de concurrerende landen. Alleen onder gelijkwaardige industriële naties kan vrijhandel bijdragen aan het nationaal belang, zo formuleert Pagina 24

Pagina 26

Heeft u een clubblad, modern media of eonderwijsmagazines? Gebruik Online Touch: flyer digitaal maken.

393 Lees publicatie 100Home


You need flash player to view this online publication