De gastvrijheidssector en tijdelijkheid projectontwikkelaars zijn namelijk steeds meer tot het inzicht gekomen dat grootschalige planvorming, waarbij in een keer een blauwdruk voor de komende decennia wordt neergelegd, niet meer werkt. Zij zoeken daarom naar manieren om flexibel te zijn in de programmering waardoor beter met onzekerheden kan worden omgegaan. De inzet van tijdelijke functies kan hierbij een goede strategie zijn. (Bron: ww.kennisbank.platform31.nl en www.pakhuisdezwijger.nl). Soms zijn tijdelijke voorzieningen zo succesvol dat ze langer blijven dan gepland of zelfs permanent worden. Zo lang dit naar tevredenheid is van een ieder, is dat prima. Maar er zitten ook risico’s aan deze ontwikkeling. Een van de angsten bij terreineigenaren bij tijdelijke functies is dat ze uitgroeien tot iets permanents. Het mag dan ook niet zo zijn dat dit gebeurt, of dat er druk is in deze richting, zonder dat de terreineigenaar dit wil. Meebewegen met de seizoenen Tijdelijkheid gaat dus over voorzieningen die slechts korte tijd ergens een plek hebben en het gaat ook over een nieuwe manier van ontwikkelen (flexibel). Derix gaat in zijn publicatie ‘Tijdelijkheid als toekomst’ (2012) nog een stap verder. Hij betoogt dat in principe iedere bestemming een tijdelijke bestemming zou moeten zijn. Iedere bestemming moet in de toekomst te transformeren zijn in andere mogelijke bestemmingen. Door gebieden en locaties altijd te benaderen als tijdelijke bestemmingen waarbij van tijd tot tijd een wisseling van de wacht moet kunnen plaatsvinden ontstaat een koningsweg naar duurzaamheid. Derix stelt dat het niets meer en niets minder is dan een kwestie van beschaving dat we op deze manier met planologie omgaan. Tegelijkertijd constateert hij dat er nog wel cruciale drempels zijn; juridische en economische maar vooral ook drempels die een stuk dieper zitten; grondeigenaren zullen zelf solidariteit met toekomstige generaties en rentmeesterschap leidend moeten laten zijn in de manier waarop zij met de omgeving omgaan in plaats van dat zij de ruimte zien als een speelveld dat naar believen binnen de wettelijke en economische kaders moet en mag worden gemanipuleerd (Derix, 2011 en 2012). “Voor ons betekent tijdelijkheid niet dat we na een x-aantal jaren weg moeten, maar dat we gedurende het jaar flexibel om kunnen gaan met de verschillende omstandigheden die met de seizoenen samenhangen. Waar gaat het om? De bedoeling is dat er bij recreatieplas GravenBol een horecavoorziening komt. echter, als de Neder-Rijn overstroomt loopt ook de GravenBol onder. Rijkswaterstaat stelt dat retentiegebieden als GravenBol geen enkele vaste bebouwing mogen bevatten. Over 'losse' bebouwing valt wel te spreken, mits deze slechts in de periode van 1 april tot 1 november aanwezig is. Wij hebben een goede relatie op weten te bouwen met Rijkswaterstaat en daardoor mogen we een horecavoorziening bouwen die we pas weg hoeven te halen op het moment dat er ook echt hoog water dreigt. Verder is het zo dat we een constructie mogen gebruiken waarbij de fundering, de palen en het dak blijven staan en alleen de wanden en de bodemplaten weg hoeven. Hierdoor kost het afbreken en weer opbouwen niet veel tijd. Erg fijn dat Rijkswaterstaat hier vanuit het algemeen belang heeft gedacht waardoor dit mogelijk werd. En natuurlijk is dit ook in het belang van Rijkswaterstaat zelf, want als WijkNogLeuker zijn wij een burgerinitiatief, en draagvlak bij de burgers is voor hen belangrijk.” Leo Kwakkenbos (voorzitter WijkNogLeuker, Wijk bij Duurstede) 12 Pagina 12

Pagina 14

Scoor meer met een online winkel in uw verenigingsbladen. Velen gingen u voor en publiceerden magazines online.

590 Lees publicatie 243Home


You need flash player to view this online publication