54 ling van Schanz (2004). Dit onderzoek vond naast het hobbybedrijf en de quittespeler uit de indeling van Schanz, ook drie typen van bedrijven die deels overlapten en deels nieuwe eigenschappen hadden: het budgetbedrijf, de producent en het resultaatgerichte bedrijf. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de indeling van Schanz ideaaltypisch is en nog nooit empirisch was getest. Dit onderzoek heeft laten zien dat de ideeën van Schanz deels lijken overeen te stemmen met de praktijk, maar dat er deels ook andere groepen te onderscheiden zijn. Een eerste stap in een verdere ontwikkeling van deze indeling. De indeling van bedrijven in vijf typen liet wel zien dat de definiëring van wat “bedrijfsmatigheid” nu eigenlijk is, niet eenvoudig is. In de door ons gehanteerde definitie hebben we “bedrijfsmatig werken” gezien als activiteiten om financieel voordeel (winst) te halen; dit om een onderscheid te maken met bossen die in de hobbysfeer worden gebruikt. Op basis van deze definiëring zouden twee typen bedrijven (de producenten en de resultaatgerichte bedrijven) bedrijfsmatig moeten werken: zij zijn beide gericht op het behalen van een financieel voordeel (op de korte en/of de lange termijn). Een derde type bedrijf hoeft duidelijk niet bedrijfsmatig te werken. Dit is het hobbybedrijf waar op werd gedoeld in de definiëring. Twee typen bedrijven, het budgetbedrijf en de quittespeler, zijn moeilijker in te delen. Beide hoeven geen winst te maken, maar de quittespeler moet wel voldoende geld (inkomen) genereren om ten minste de kosten te kunnen dekken en het budgetbedrijf moet zorgen dat het bedrijf efficiënt omgaat met het geld dat het heeft. Het gaat bij de quittespeler dus niet per se om winst, maar deze moet wel zodanig werken dat hij een bepaalde hoeveelheid inkomsten genereert. Dat betekent veelal dat er producten moeten worden verkocht met winst, om zo niet alleen de kosten van het product te kunnen dekken maar ook algemene kosten van het bedrijf die niet direct gerelateerd zijn aan het product (wat in veel bosbedrijven het geval is; denk hierbij aan kosten voor natuur en biodiversiteit of bepaalde kosten voor recreatie). Het budgetbedrijf werkt anders, maar sluit precies aan bij een andere definitie van “bedrijfsmatigheid” die wij in het theoretisch raamwerk buiten beschouwing hadden gelaten, namelijk die van Probos (2012). Probos definieert “bedrijfsmatig bosbeheer” als het proberen “een zo goed mogelijk resultaat te bereiken tegen zo laag mogelijke kosten”. Op basis van een bredere interpretatie van “bedrijfsmatigheid” kunnen we concluderen dat vier typen bedrijven (77% van de geënquêteerde bedrijven) bedrijfsmatig zouden moeten werken. Dat betekent dat bijna een kwart van de bedrijven uit de enquête een hobbybedrijf is. Omdat we “slechts” 203 bedrijven (10% van de bos/ natuurbedrijven groter dan 5 ha, waarbij ook een aantal bedrijven kleiner dan 5 ha de enquête heeft ingevuld) hebben kunnen enquêteren, kunnen we geen uitspraken doen in hoeverre deze getallen ook daadwerkelijk representatief zijn voor de hele sector. Inkomsten uit het bedrijf halen, moeten drie typen bedrijven (63% van de geënquêteerde bedrijven). Van deze 63% lukt het 60% ook inderdaad om hun financiële doelen te halen, 40% slaagt hier niet in. Met andere woorden: ongeveer een kwart van alle geënquêteerde bedrijven lukt het niet om hun financiële doelen te halen. Pagina 65
Pagina 67Heeft u een gids, publitas of ekranten? Gebruik Online Touch: maandblad bladerbaar maken.
558 Lees publicatie 222Home