per se beter. Bovendien kon de impact van voedseltekorten grootschaliger worden: hongersnoden kwamen waarschijnlijk al vroeg in de geschiedenis van de akkerbouw voor. Akkerbouw was dus geen eenduidige vooruitgang, maar een proces dat geen weg terug kende als het eenmaal op gang was gekomen. Na één of meer generaties akkerbouw kun je niet terug naar jagen-verzamelen, want er zijn te weinig dieren en wilde plantaardige producten meer in de leefomgeving om de gegroeide bevolking te voeden. De groepen die nog wel jagen en verzamelen, houden steeds minder gebied over en hun aantallen raken op achterstand. Bovendien treedt een achterstand in macht op: agrarische samenlevingen kunnen makkelijker strijders vrijstellen. Diamond (2000) noemt dit een autokatalytisch proces: je kunt niet terug omdat er inmiddels te veel mensen zijn om met de technieken van jager-verzamelaars van voldoende voedsel te voorzien. De mensen die denken dat verschillen in ontwikkeling op aarde te maken hebben met verschil in erfelijke eigenschappen, worden door Diamond snel ontnuchterd. Integendeel, erfelijke selectie in de richting van meer intelligentie is eerder te verwachten bij jagerverzamelaars dan bij akkerbouwers, en zeker bij mensen in moderne samenlevingen. De verschillen in ontwikkeling tussen diverse regio’s zijn goed te verklaren door ecologische verschillen. Bij de ontwikkeling van de landbouw en veehouderij speelden verschillen in geomorfologie en klimaat een rol, maar vooral de aanwezigheid van domesticeerbare soorten.5 Van de 56 domesticeerbare grootzadige grassoorten komen er 32 voor in het Midden-Oosten, een in zuidelijk Afrika en geen in Australië. Bij domesticeerbare dieren is sprake van een vergelijkbare situatie. De beperkte ontwikkeling van menselijke populaties in zuidelijk Afrika en Australië 5 Zie Diamond (1999). 90 Aan het begin van de eenentwintigste eeuw hebben veel stedelingen nauwelijks nog directe ervaring met de natuur als bron van voedsel of beschutting. We worden niet meer geconfronteerd met de dagelijkse strijd tegen de honger en de elementen. De grote 6 Zie bijvoorbeeld Van der Woud (2010) en Robb (2007). 91 verklaart Diamond door het ontbreken van voor akkerbouw of veehouderij geschikte soorten. De volgende grote stap in afstand nemen was verstedelijking. Vanaf zesduizend voor Christus ontstonden de eerste grote steden. Maar ook verstedelijking was geen garantie voor vooruitgang. Met de vorming van de steden ontstonden al snel op grote schaal kasten en slavernij, en werd stammenstrijd opgeschaald tot grootschalige oorlog. Nieuwe besmettelijke ziekten konden zich door de dichte populaties ontwikkelen: pokken, pest en mazelen kwamen met de grote steden. Ook verstedelijking is een autokatalytisch proces: wie eenmaal stedeling is, kan om sociale, financiele en praktische redenen moeilijk terug naar een agrarisch bestaan. Veel steden gingen door oorlogen of ecologische uitputting ten onder. Er ontstonden weliswaar enkele grootschalige steden, maar een paar duizend jaar lang leefde daar slechts een klein deel van de wereldbevolking. Pas sinds de mechanisatie van de landbouw, de opkomst van de industrie en de verbeterde bestrijding van infectieziekten kon de stedelijke bevolking fors groeien. Dat proces komt vanaf de negentiende eeuw in een stroomversnelling. Op dit moment leeft de meerderheid van de mensheid in steden, en de steden blijven groeien. Niet alleen vanwege de kansen die ze bieden, maar ook omdat ze al lange tijd overtollige arbeidskrachten van het platteland aantrekken.6 Pagina 46

Pagina 48

Interactieve digi-folder, deze artikel of gids is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal bladerbaar maken van digitale boeken.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication