weg. Voor Schama1 is schoonheid zelfs alleen van belang “als het een toegangspoort tot de liefde is”. Hij beschouwt liefde als het vermogen om iets te koesteren dat buiten jezelf ligt. Hij denkt ook dat schoonheid op zich te broos is om je voor barbaarsheid te behoeden. Ik vermoed dat dat ook voor de natuur als geheel geldt: de schoonheid van de natuur zal een belangrijk argument blijken om de natuur te beschermen, misschien wel meer dan de economische betekenis. Het feit dat de economische betekenis van natuur meestal niet door economen naar voren wordt gebracht maar door natuurliefhebbers die daarmee economen denken te overtuigen, geeft al te denken. Maar de waarschuwing van Schama dat schoonheid te broos is om ons voor barbaarsheid te behoeden, lijkt me iets om niet te vergeten. De betekenis van schoonheid gaat nog verder. Zouden mensen als ze niet gevoelig waren voor schoonheid nog levenslustig kunnen zijn? Is een leven zonder de ervaring van schoonheid wel de moeite waard om geleefd te worden? Misschien is dat de meest fundamentele vorm van evolutionaire esthetiek: als we geen gevoel voor schoonheid hadden ontwikkeld, waren we weggezonken in een depressie over de nederlaag die het leven in zekere zin altijd is. Biologen suggereren altijd dat de zintuigen zich ontwikkelden omdat ze een functie hebben. Andersom is het ook zo dat bloemen geuren gingen ontwikkelen toen er neuzen waren om die te ruiken, en dat vogels kleurige veren gingen ontwikkelen toen er eenmaal ogen waren die ze konden zien. 1 Zie het interview met Schama in Kayzer, Het boek van de schoonheid en de troost. 68 Bij schoonheid is dat nog ingewikkelder. Schoonheid waarnemen is evolutionair belangrijk als schoonheid inderdaad de belofte van functionaliteit inhoudt. Maar wellicht is schoonheidservaring geen faculteit die gericht is op functionaliteit, maar zorgt het vermogen om schoonheid waar te nemen voor binding met het leven. Dan zou ook het raadsel van Kant en Scruton zijn opgelost dat het hier om een verlangen zonder doel gaat. Dan zijn er nog mensen omdat schoonheid wordt waargenomen. Schoonheid als fundamentele grond van ons bestaan. Maar als ons vermogen om schoonheid te ervaren ons in leven houdt, is het dan niet een soort misleiding? Annie Dillard stelt in Waterspiegelingen (1974) de vraag naar de betekenis weer net iets anders: “Of is schoonheid zelf een listig verborgen lokaas, de wreedste van alle mystificaties? Er bestaat een oude eskimogeschiedenis... een kort scenario dat alle klassieke eenheden in acht neemt, simpel en wreed en het speelt zich af bij het licht van een puimstenen zeehondenlamp. Een jongeman in een vreemd land wordt verliefd op een jonge vrouw en neemt haar tot vrouw in de tent van haar moeder. Overdag kauwen de vrouwen huiden en koken zij het vlees terwijl de jongeman jaagt. Maar de oude tang is jaloers; zij wil de jongen voor zichzelf. Op een dag roept zij haar dochter bij zich en biedt aan heur haar te vlechten; het meisje gaat verrast en trots zitten, en wordt spoedig met haar eigen haar gewurgd. Als Eskimo’s iets goed kunnen, is het villen. De moeder neemt haar kromme mes en vilt het schone gelaat van haar dochter en drukt de lege lap over haar eigen gelaat. Als de jongen ‘s avonds terugkomt, ligt hij bij haar in die tent op de top van de wereld. Maar hij is bezweet van het jagen; het masker van huid krimpt, glijdt weg en onthult het gerimpelde gezicht van de oude vrouw en de jongen vlucht vol afgrijzen, voor altijd. 69 Pagina 35

Pagina 37

Scoor meer met een online shop in uw artikelen. Velen gingen u voor en publiceerden magazines online.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication