zich regelmatig op de ecologische wetenschap en delen vooral hun pleidooi voor een respectvolle omgang met de natuur op basis van haar intrinsieke waarde. Zweers voelde sympathie voor de deep ecology movement. Van der Wal pleitte in zijn afscheidsrede voor de terugkeer van een filosofie die weer gaat over de vraag hoe we het Ware, het Schone en het Goede kunnen realiseren in plaats van een filosofie die gaat over de vraag wat we kunnen kennen. Ze zijn modernisten met een ecocentrische focus. De tweede generatie was sterk beïnvloed door noties als het waardepluralisme, de ideeën van Habermas en Lyotard, en het constructivisme. Keulartz en Korthals (1997) zijn er representanten van. Ze zijn meer gericht op het voeren van het debat over de natuur en het onderzoeken van de relatie van mensen met de natuur, waarbij ze cultuur, kennis en kunst als mediërende factoren zien. Deze postmodernisten zijn meer antropocentrisch gericht. De modernisten verwijten de postmodernisten onverschilligheid ten aanzien van de natuur, terwijl de postmodernisten de modernisten het verwijt maken van vooroordelen en naïviteit. Interessant is dat de eerste stroming somber is over de toekomst en de tweede veel optimistischer. Ik vermoed dat die eerste generatie pessimistischer was dan de tweede, omdat de eerste werd geconfronteerd met een ecologische degradatie die nog niet eerder zo snel en op zon schaal was opgetreden. De tweede generatie had inmiddels gezien dat je die aantasting kon overleven: er bleek ook natuurontwikkeling mogelijk en milieubeleid kon effectief zijn, zoals bleek uit de aanpak van verzuring en watervervuiling. Op dit moment lijken de tegenstellingen minder scherp, maar nog steeds herkenbaar. Een van de extreemste vertegenwoordigers van de ecocentrische school is Arne Naess (1973, 1989). Zijn deep ecology movement is 48 gebaseerd op wat hij een ecosofische visie noemt: een filosofische wereldbeschouwing geïnspireerd door de levensomstandigheden in de biosfeer. Naess maakt verschil tussen deep en shallow ecology. Onder shallow ecology verstaat hij een ecologie die technisch is georiënteerd en gericht op natuur en milieu in dienst van de mens. Ook in Nederland was de school van de deep ecology populair. Zweers (1975) beschreef het als manier van kijken waarbij men “op fundamenteel niveau ecologisch evenwicht en samenhang in de betrekkingen tussen mens en omgeving centraal stelt en wel zo dat daarbij aan elke centrale normatieve positie van de mens, dus aan elke antropocentrische waardenhiërarchie, radicaal een eind wordt gemaakt”. Naess gaat nog verder: omwille van de natuur zou een aanzienlijke vermindering van de menselijke bevolking nodig zijn. Dit lijken me onzinnige standpunten. Het ‘ecologisch evenwicht’ dat Naess zo belangrijk vindt, bestaat niet. Een einde maken aan de normatieve positie van de mens is een logische onmogelijkheid. Een vermindering van de menselijke bevolking ten behoeve van de natuur suggereert dat de natuur een eigen wil zou hebben. We kunnen wel respect voelen voor de natuur, maar nooit weten wat ze van ons verlangt, als ze al iets van ons zou verlangen. De mensheid is ook niet slecht voor ‘de’ natuur, wel voor vele soorten en aspecten daarvan, maar zeker niet voor de complete natuur. Dit alles staat los van het feit dat je ten behoeve van huidige en toekomstige generaties uiteraard wel tot het standpunt kunt komen dat het beter is voor de mensheid zelf als de bevolking niet meer groeit of zelfs kleiner wordt. Een minder extreem standpunt wordt ingenomen door filosofen die spreken over de intrinsieke waarden van planten, dieren en ecosystemen. Ook zij maken mijns inziens een denkfout. Veel 49 Pagina 25
Pagina 27Scoor meer met een webshop in uw tijdschriften. Velen gingen u voor en publiceerden onderwijs catalogi online.
546 Lees publicatie 216Home