cipe te zijn, maar een kwestie van gevoel en herleidbaar tot instinct. Morele neigingen zijn aandriften zoals alle andere. De morele keuzen die daaruit voortkomen, zijn in zekere zin amoreel: de keuzen (zowel van altruïstische als egoïstische aard) hebben ertoe geleid dat de mensheid is geworden wat zij is. Darwin zei dat ons succes is te danken aan onze neiging tot samenwerken. Een eigentijdse ecoloog zou het wijten aan onze spiegelneuronen. Dawkins denkt dat zelfzuchtige genen de verklarende factor zijn. In mijn ogen is het relatieve succes van de menselijke soort te danken aan een bepaalde verhouding tussen de neiging tot samenwerken en tot vechten, en tussen activiteiten die als altruïstisch of als egoïstisch worden aangemerkt. De tweede laag is die van de cultuur. Hoewel we als mensheid een sterk vergelijkbare morele basis hebben, kunnen daarbinnen grote culturele verschillen optreden. Onze opvattingen over bijvoorbeeld seksualiteit, hiërarchie, de waarde van leven of de omgang met dieren verschillen naar tijd en ruimte tussen culturen. Ze evolueren ook sterk in de tijd. De derde laag is die van individuele verschillen. Het is een evidentie dat binnen één cultuur, er verschillende opvattingen kunnen bestaan over wat juist is. Dit lijkt in eerste instantie misschien een open deur, maar hiermee staat de herkomst van ons normbesef in een volledig ander perspectief dan kerk en filosofie tot het midden van negentiende eeuw dachten. De discussie over nature of nurture is daarmee veranderd in een discussie over de verhouding tussen nature, culture en nurture. In dit complexe beeld gaat het bij morele vraagstukken niet meer om de vraag wie er gelijk heeft, maar of we het eens kunnen worden. In dit perspectief krijgt het oude concept ‘natuurwetenschappelijke waarde’ (of natuurwaarde) overigens plotseling een nieuwe inhoud. Individuen en populaties van wilde diersoorten hebben 44 dan niet alleen betekenis vanuit economisch of geneeskundig perspectief, maar ook vanuit een psychosociaal en moreel perspectief. Andere diersoorten kunnen ons via herkenning of contrast helpen om ons eigen gedrag en onze moraal beter te begrijpen. Past het gedrag van de paradijsvogel bijvoorbeeld in een patroon dat ook bij mensen herkenbaar is? Als we de sociale hiërarchie van een roedel wolven vergelijken met die bij een groep primaten, valt het specifieke van de hiërarchie onder mensapen pas goed op. Zelfs onder de apensoorten die het dichtst bij ons staan, zijn de verschillen in gedrag enorm groot; dat zou ons op allerlei manieren moeten kunnen inspireren. Arnold Cornelis2 zei het al: de vooruitgang in de cultuur bestaat uit het bewust maken van de onbewuste logica van het gevoel. 2 In De logica van het gevoel. 45 Pagina 23
Pagina 25Heeft u een pdf, virtual paper of digi-club bladen? Gebruik Online Touch: spaarprogramma digitaal bladerbaar maken.
546 Lees publicatie 216Home