Ridley wijst er bijvoorbeeld op dat de monotheïstische godsdiensten ontstonden bij onderdrukte sekten in tribaal verdeelde en gewelddadige samenlevingen. De Tien Geboden uit het Oude Testament golden dan ook slechts voor de eigen groep. Het was volgens Ridley geen hypocrisie dat Mozes, na op één dag twaalfduizend heidenen te hebben gedood, zijn dank betuigde aan de heer door de Tien Geboden uit te hakken, inclusief het gebod ‘Gij zult niet doden’. Religies hebben hun positie altijd versterkt door de betekenis van de eigen uitverkoren groep boven andere te benadrukken. Hitler perfectioneerde de dubbelhartige moraal door te spreken over een nationaal socialisme: socialisme naar binnen, gewelddadig nationalisme naar buiten. Het lijkt erop dat hoe coöperatiever groepen intern worden, hoe agressiever ze als groepen onderling worden. Molratten zijn binnen de groep uiterst harmonieus en sociabel, maar naar andere groepen agressief, terwijl een losse zwerm spreeuwen geen enkele agressie vertoont naar andere zwermen. Als het gaat over moraal hebben we tot op de dag van vandaag te maken met een horizontale en een verticale zoektocht. De horizontale morele strijd uit zich in de competities tussen groepen. De verticale morele strijd gaat over opvattingen over de verdeling van macht en inkomen in de samenleving, binnen de groep. De horizontale moraal komt vooral tot uiting in groepsvorming: we helpen elkaar in onze groep. Daarmee werd ook de beperking duidelijk: solidariteit komt neer op de vraag wie we uitsluiten. In dat perspectief is het de uitdaging om de groep te vergroten. Die groepen definieerden zich ooit vooral op basis van stam of ras. De literatuur over jager-verzamelaars en semi-sedentaire groepen verhaalt eindeloos over vetes, wraak en strijd tussen groepen. Later kwamen daar religies als grondslag voor groeps42 vorming bij, en vooral de laatsten eeuwen zijn daar naties bijgekomen. In de praktijk bestaan ze nu naast elkaar en in allerlei combinaties. Groepsvorming onderling en solidariteit kennen natuurlijk ook economische, triviale en tijdelijke grondslagen. Ridley besteedt vooral aandacht aan horizontaal moreel gedrag: tussen min of meer gelijke leden van een groep en tussen groepen. Hij besteedt nauwelijks aandacht aan verticaal moreel gedrag: gedrag in het perspectief van de hiërarchie binnen een groep. Meer recente publicaties van ethologen geven daar wel aandacht aan. De morele uitdagingen in horizontale zin zijn groot. De vraag hoe om te gaan met verticale hiërarchie lijkt een nog grotere uitdaging. De evolutionaire ervaring die we hebben opgedaan met de interne, verticale dynamiek lijkt beperkter dan de ervaring met horizontale groepsvorming die vooral tegen andere groepen is gericht. Hij is zeker beperkt tot het in toom houden van dominantie binnen kleine groepen. Individuen zijn niet gelukkig met een top-aap die zich alle vrouwtjes of alle voedsel kan toe-eigenen. Leiderschap moet redelijk zijn. De Tien Geboden zijn altijd horizontaal geïnterpreteerd: hoe gaan we met elkaar om. Als we de jongste inzichten uit de evolutionaire moraal beschouwen, zou het wel eens kunnen zijn dat juist het in toom houden van verticale verhoudingen de grote morele uitdaging was en is. Het nut van verticale hiërarchie is evolutionair verklaarbaar: de sterksten krijgen de meeste nakomelingen en groepen worden versterkt. De beperking van de verticale moraal is dat te grote voorrechten voor de top-aap, agressie oproepen en de groep uit elkaar doen spatten. Zo verschijnt er een drielagige moraal. De evolutie heeft ons gevoelens en neigingen meegeven. Onze moraal, door Darwin en Kant gezien als het hoogste in de mens, blijkt niet een hoger prin43 Pagina 22
Pagina 24Scoor meer met een online winkel in uw folders. Velen gingen u voor en publiceerden vakbladen online.
546 Lees publicatie 216Home