Uit het vorige hoofdstuk bleek dat er in het recentere verleden twee grote debatten speelden. Het ene gaat over de vraag of de natuur of de cultuur van dominante invloed is op ons gedrag: nature versus nurture, ofwel darwinisme versus cultuurdeterminisme. Het tweede debat gaat over de vraag waar je vervolgens een grond kunt vinden voor de morele beoordeling van het gedrag. Mag je een natuurlijk kenmerk tot de basis van je morele afweging maken, en als dat niet het geval is, waar kun je je morele afweging dan wel op baseren? Je zou kunnen zeggen dat problemen ontstaan door menging van verschillende categorieën. De naturalistic fallacy is een voorbeeld van menging van het Ware en het Goede. De veronderstelling dat Schoonheid en Goedheid met elkaar te maken hebben, is er ook een. We hebben de neiging om mooie mensen meer te vertrouwen. Soms zie je ook dat het Ware en het Schone worden gemengd: wiskundigen en natuurkundigen denken dat de elegantie van een formule een indicatie is voor het waarheidsgehalte van de formule. Bij al deze filosofische afwegingen komt de verzuchting van Wittgenstein wel eens bij me in herinnering dat veel filosofische problemen schijnproblemen zijn die ontstaan door verkeerd taalgebruik. Alleen maar op onze gevoelens afgaan, zoals tegenwoordig wel als remedie wordt gezien, is echter ook niet de weg. Hoewel we in onszelf moeten kijken en onze gevoelens onderzoeken om een kompas te vinden, ontkomen we niet aan dialoog. Alle oordelen over het Ware, het Schone en het Goede zijn uiteindelijk contingent en tot stand gekomen in dialoog. 3 Het Goede: de drie lagen van moraal Veel gelovigen denken dat onze moraal gebaseerd is op een serie van God afkomstige geboden. Verlichtingsfilosoof Kant zag de moraal als het hoogste principe van de mens. De evolutionaire ethiek zet dit allemaal in een ander daglicht. Moraal blijkt vooral gebaseerd op gevoel, instinct: eerder aandrift dan principe. Modernere inzichten bouwen daar weer op voort. Onze ethiek is niet alleen op onze biologie gebaseerd, maar op drie lagen: biologie, cultuur en individuele ervaring. Waar komt onze moraal vandaan? Natuurgoden en homerische goden waren niet moreel, maar wel bedreigend, uitvergrotingen van menselijke eigenschappen. Pas bij de abrahamitische godsdiensten ontstaat een zeer specifieke basis voor de moraal: ze gaan uit van de woorden van de ‘ene God’ die met de Tien Geboden zijn kaders stelt. Filosofen als Philipse1 noemen dat de godsgebodstheorie: goed is wat God gebiedt. Gelovigen accepteren deze regels omdat God daarmee aangeeft wat hij goed vindt, een voluntaristische visie. Als hij wil dat Abraham zijn zoon offert, is dat goed omdat Hij dat wil. Er zijn ook gelovigen die een ruimere interpre1 38 Herman Philipse, Ethiek en evolutie, hoorcollege van de Home Academy. Een groot deel van deze paragraaf is geïnspireerd door deze colleges. 39 Pagina 20

Pagina 22

Voor boeken, online flyers en onderwijs magazines zie het Online Touch CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een online shop in uw drukwerk.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication