gestort. Solidariteit was immers niet natuurlijk en ‘dus’ niet goed. Inmiddels heeft Frans de Waal ons daar andere inzichten over aangereikt. Hij zegt dat zowel altruïsme als egoïsme een natuurlijke eigenschap van mensen en mensapen is. Net als Darwin ziet De Waal juist in het empatisch vermogen van mensen een belangrijke verklaring voor het succes van de menselijke soort. Dreigt nu een eigentijdse naturalistische drogreden? Bestaat moraal eigenlijk nog wel als het fundament biologisch is? Volgens Patricia de Martelaere1 biologisch zijn te funderen. Deze biologisering van ons perspectief heeft bovendien niet alleen betrekking op moraliteit, maar ook op de andere grote vragen. Als we denken over onze omgang met de natuur komen immers de drie klassieke vragen steeds terug: ‘Wat is waarheid?’, ‘Wat is schoonheid?’ en ‘Wat is het goede?’. SBij het Ware gaat het om vragen als: ‘Kunnen we de natuur kennen?’, ‘Wat vinden mensen (echte) natuur of (meer) natuurlijk?’, ‘Bestaat er een referentie?’. Er zijn vaak heftige debatten over de vraag welke natuur we na moeten streven. Veel mensen zoeken hun anker in referentiesystemen omdat die ons zicht zouden kunnen geven op de ‘ware’ natuur. De verschillende opvattingen over de vraag welke natuur we na moeten streven, komen daarbij niet alleen voort uit verschillen in wetenschappelijke inzichten, maar ook uit morele of esthetische overwegingen of financiële belangen. Bij de vraag wat de ware natuur is, spelen tegenwoordig bovendien zaken als constructie, framing2 en de vraag naar de kenbaarheid van de natuur. 1 Zie De Martelaere, Wat blijft. 2 Woorden en beelden kiezen op zo’n wijze dat daarmee bewuste en onbewuste emoties en overtuigingen worden opgeroepen. 36 De oude Grieken worstelden al met de vraag of je de natuur kunt kennen. Herakleitos bijvoorbeeld zei dat de natuur de neiging heeft zich te verbergen. bestaan waarden niet meer als waarden als ze slechts Bij het Schone gaat het om vragen als: ‘Bestaat er een aangeboren gevoel voor schoonheid, is smaak universeel?’, ‘Wat vinden we mooi?’, ‘Is natuurlijke schoonheid een referentie voor menselijke scheppingen?’, ‘Is onze voorkeur voor bepaalde vormen van schoonheid gerelateerd aan natuurlijke selectie?’. Wat betreft schoonheid zijn twee vragen overweldigend. ‘Waarom hebben we zo ontzettend veel over voor schoonheid terwijl we er op het oog niets aan hebben?’ Een tweede vraag is of de schoonheid in de natuur een andere betekenis heeft dan die van menselijke producten zoals kunst. Over de schoonheid van de natuur lijken de meningen minder uiteen te lopen dan over de schoonheid van culturele uitingen. Is dat evolutionair bepaald? Zo ja, dan dreigt ook hier een drogreden. Bij het Goede gaat het om vragen als: ‘Kan evolutionaire ethiek iets betekenen voor de (mondiale) samenleving?’, ‘Bestaat er een ethische code voor de omgang met de natuur?’ Wat de ethiek betreft, spelen vragen over de omgang met dieren een grote rol. Het tweede grote vraagstuk heeft betrekking op de vraag of we moreel verplicht zijn om de natuur op een bepaalde manier te beheren. In de evolutionaire ethiek zijn de laatste jaren grote vorderingen gemaakt. Ik begin daarom met de vraag naar de nieuwe inzichten uit de evolutionaire ethiek en wat die voor onze verhouding met de natuur kunnen betekenen. Daarna wil ik bezien of de wijze van denken die hier wordt gevolgd toepasbaar is op het Ware en het Schone. 37 Pagina 19
Pagina 21Interactieve e-boek, deze drukwerk of weekblad is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal publiceren van eartikelen.
546 Lees publicatie 216Home