• Regulerende diensten: de regulering van processen binnen ecosystemen zoals waterregulering, erosiebestrijding, bestuiving en plaag• Ondersteunende diensten: zoals de nutriëntenkringloop en bodemvorming, die noodzakelijk zijn voor de productie door ecosystemen onderdrukking. • Culturele diensten of de informatiefunctie: de immateriële producten van ecosystemen zoals de bijdrage van ecosystemen aan recreavan diensten uit de andere categorieën. Bij het conserveringsmotief natuur als kapitaalgoed gaat het vooral om de eerste drie categorieën; bij natuur als consumptiegoed vooral om de laatste: de informatiefunctie (GEM), ook wel genoemde ‘culturele diensten’ (MEA). Helemaal precies gaat dit niet op, omdat de scheidslijn in dit essay iets anders loopt, namelijk tussen indirecte en directe baten van natuur voor mensen. Daarmee vallen ook onderdelen van de productiefunctie onder natuur als consumptiegoed, zoals het direct door consumenten/burgers oogsten van natuurproducten, bijv. brandhout verzamelen, bessen plukken, paddenstoelen verzamelen7, maar ook een schone rivier om in te zwemmen. In de volgende paragraaf hierover meer. tie en educatie. 3.1 Oude wijn in nieuwe zakken? De natuur als productiesysteem zien is al zo oud als de mensheid. De producten die de levende natuur de mens oplevert worden al sinds het allereerste begin door de mens geoogst. Hetzelfde geldt voor de aanwending van natuurlijke processen voor eigen nut. Sterker nog, toen technologie nog in de kinderschoenen stond was de mens volledig afhankelijk van zijn eigen vernuft voor het benutten van wat wij hier natuur als productiegoed en natuur als consumptiegoed noemen. De geschiedenis van de mensheid laat zich lezen als een voortdurende strijd zich te ontworstelen aan die afhankelijkheid door middel van techniek en zelfgemaakte kapitaalgoederen, zoals gereedschappen, machines en bouwsels (Veeneklaas, 2012). ‘Kapitaalgoed’ is een begrip uit de economie. Hoe keken economen aan tegen natuur? Dat wisselde nog wel eens. De eerste echte ‘school’ van economische denkers, de fysiocraten halverwege de 18de eeuw in Frankrijk, richtten hun aandacht niet op arbeid en (door de mens gemaakt) kapitaal als productiefactoren (zoals hedendaagse economen) maar op de productiviteit van natuurlijke hulpbronnen, en dan vooral landbouwgrond. Zij zagen de primaire sector (landbouw, visserij, bosbouw en mijnbouw) als de enige werkelijk productieve sector en beschouwden de rest van de economie - de ambachten, de handel en de rest van de dienstensector - als de classe stérile. Improductief dus. Grondslag en bron voor welvaart was in hun ogen de grond, of wat wij nu zouden zeggen: de natuurlijke hulpbronnen. In de tijd van de industrialisatie was het Marsh (1864) die het idee ter discussie stelde dat de natuurlijke hulpbronnen onuitputtelijk waren, door te wijzen op de afnemende grondproductiviteit in het Middellandse Zee gebied (van der Heide & Silvis, in prep). Zijn observaties en waarschuwingen 27 7 Zie bijv. InnnovatieNetwerk, 2004, Kwetsbare vanzelfsprekendheden rond natuur, innovatierichting 5: Nieuwe productiefuncties voor natuur. Pagina 34

Pagina 36

Scoor meer met een e-commerce shop in uw vaktijdschriften. Velen gingen u voor en publiceerden whitepapers online.

538 Lees publicatie 209Home


You need flash player to view this online publication