52 levert veel enthousiasme op. Voor hem zou het in eerste instantie moeten gaan om competentie-ontwikkeling en persoonlijke ontwikkeling. Beide ontwikkelingen kunnen ontstaan door individuen bij elkaar te brengen. Maar je moet wel samen ‘iets gaan doen’. Daarme zou de campus-metafoor verder uitgewerkt dienen te worden. Hij vraagt zich wel af wat reeds bekend is van lopende vergelijkbare initiatieven. Hij verwijst bijvoorbeeld naar HUBS (vooral door jongeren gebruikt) waarin kennis en ervaring wordt gedeeld. Jongeren doen al veel! Ronald Boot vraagt zich af waardoor versnelling gaat ontstaan als je sector-overstijgend ervaringen gaat uitwisselen? Intervisie kan hier soms een onderdeel van zijn maar is niet genoeg. Het moet vooral iets zijn waarin met elkaar aan ‘iets’ kan worden gewerkt. Hij waarschuwt dat persoonlijke elementen/factoren bij dit soort initiatieven vaak worden onderschat. Het stuk over de InnovatieCampus lijkt ook te gaan over een receptuur voor innovaties. Volgens hem gaat dat niet werken hoewel er ook voorbeelden zijn dat recepturen wel kunnen werken, zoals de scenario-aanpak van Shell. Stelt ten slotte voor om gewoon aan de gang te gaan, en het stuk te laten voor wat het is. Creëer ruimte en laat ’t gebeuren. Corné Nijburg wil graag van andere sectoren leren. Daarbij is hij extra gespitst om te begrijpen wat anderen zeggen. Juist door gebruik te maken van kennis en producten uit de praktijk kan de productiviteit van lopende innovatieprocessen worden vergroot. Uiteindelijk moet je dit natuurlijk wel kunnen bewijzen. Hij ziet de verzakelijking bij de overheid niet alleen als een bedreiging maar ook een kans als het gaat om innovatie. Je moet dit initiatief daarom niet als een voorziening voor leerprocessen in de markt zetten maar voor het opzetten van samenwerkingsvormen. Theo van Bruggen vindt de aanpak niet nieuw. Wel nieuw is het element ‘procesvernieuwing’: met de koppeling om iets samen te doen (als vorm van leren). Hij vindt het initiatief zinvol en het organiseren en formuleren van resultaten lijkt hem niet zo moeilijk. De vraag is wel hoe dit te financieren? Volgens Onno van Sandick zijn het zijn barre tijden voor dit soort initiatieven gezien teruglopende overheidsbudgetten. Alles draait om het ‘verdienvermogen’ van Nederland en innovatie/netwerkvorming/ samenwerking staan allemaal in dat teken. Dat zou ook moeten gelden voor een InnovatieCampus. Hij denkt dat het verstandig is om aansluiting te vinden bij de agenda’s van de Topsectoren en de topteams. In de InnovatieCampus moet het in ieder geval gaan om het organiseren van het innovatieproces en om het leren daarover. Hij zou de metafoor van ‘werkplaats’/ ‘productieplaats’ beter vinden. Martien Dijkstra spreekt vanuit zijn ervaring bij de provincie. Binnen de provincie is een strategie 2040 ontwikkeld maar men vraagt zich nu af hoe het benodigde proces vorm te geven. Binnen de bestaande ambtelijke organisatie blijkt dit heel moeilijk Men moet zowel een regie- als een netwerkrol op zich nemen maar men weet onvoldoende hoe je dit moet doen. Een InnovatieCampus zou behulpzaam kunnen zijn om ambtenaren van de provincie de competenties te laten ontwik Pagina 61

Pagina 63

Interactieve digi-catalogus, deze reclamefolder of uitgave is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het online publiceren van internet folders.

532 Lees publicatie 205Home


You need flash player to view this online publication