IN VOGELVLUCHT ––––– 23 Eind 18e eeuw staan er nog bosrestanten op landgoederen, in lokale bosmarken zoals Speulderbos en Norgerholt, en onder landsheerlijke wetgeving zoals het Haagse Bos. ––––– Voorspoed in de landbouw vanaf 1800 heeft tot gevolg dat de adel, die veel grond in bezit heeft, rijker én machtiger wordt. Aan het begin van de 19e eeuw is Nederland daardoor een aristocratische samenleving en verschuift de machtsbalans van west naar oost. Niet de rijke burgerij uit de zeeprovincies maar de adel die vooral in de landgewesten woont, domineert het landsbestuur. Landgoederen zijn in de 19e eeuw bolwerken van macht. Hun eigenaren bezetten belangrijke posten in rechterlijke, wetgevende en uitvoerende macht. ––––– Wettelijke bescherming van bos in Frankrijk geldt vanaf 1805 ook voor het nog resterende bos in Nederland. De Franse bezetter brengt meer vernieuwingen, zoals opheffing van de publiekrechtelijke functie van de marken. De marken verzetten zich, maar de komst van kunstmest en de goedkope wolimport later in de 19e eeuw halen de bodem weg onder het gemeenschappelijk gebruik van woeste grond. Nederland (het huidige Limburg niet meegerekend). Veel van deze woeste grond is in feite cultuurlandschap, dus door mensen gebruikte natuur. Dit natuurbeheer kan eeuwenlang blijven bestaan dankzij het economisch gebruik. Daar vestigen zich planten diersoorten die zonder dit beheer niet kunnen voortbestaan. Tegenwoordig bestaat schaarse natuur vaak uit cultuurlandschap waarvan de economische pijlers zijn weggevallen. Zie het korhoen, dat profiteert van (boekweit)akkertjes op de hei. Uit het eerste kadaster, dat in 1832 verschijnt, blijkt groei van het bosareaal. Want dit eerste betrouwbare onderzoek telt in Nederland 167.638 hectare bos, wat bijna 68.000 hectare meer is dan de schatting rond 1800. Dat is waarschijnlijk de invloed van rijke burgers die investeren in de aankoop van woeste grond. Het grondbezit vergroot hun vermogen en biedt een bron van inkomsten, bijvoorbeeld in de vorm van graanteelt. Op arme gronden planten zij bomen, aanvankelijk vooral eikenhakhout voor snelle productie van de looistof eek. Vanwege de aantrekkende vraag naar mijnhout worden al snel steeds meer naaldbomen geplant, vooral grove den. Zo dragen particulieren bij aan de groei van het bosareaal. Het areaal woeste grond blijkt in 1832 al flink gedaald. Op basis van de schatting van 1 miljoen hectare woeste grond in 1800 hebben voornamelijk particulieren in 32 jaar een kleine dertigduizend hectare omgezet in landbouwgrond en een kleine zeventigduizend in bos. ––––– Het rijk verkoopt in 1843 25.000 hectare heide op de Veluwe tegen 50-75 cent per hectare aan gemeenten onder voorwaarde van ontginning, door gemeenten zelf of door particulieren. ––––– Twentse textielfabrikanten leggen rond 1850 landgoederen aan op de heide van de Sallandse Heuvelrug. Particulieren leggen ook stuifzanden vast, zoals in het Dieverzand in Drenthe rond 1860. ––––– Na 1865 zit er een korte dip in de groei van het bosareaal, omdat een deel van de aangeplante bossen kaprijp is en de particuliere eigenaren overschakelen op landbouwgrond. Die bossen hebben hun functie vervuld bij het vruchtbaar maken van de bodem. De wettelijke bescherming is niet zo streng als de huidige. Herplant wordt pas medio 20e eeuw verplicht. Het Speulderbos is een van de oudste bossen van Nederland. De toenmalige eigenaren ontliepen de Markewet door het bos onder te brengen in een naamloze vennootschap. ––––– De economische crisis in West-Europa van 1877 – 1896 leidt tot lage landbouwprijzen en stimuleert de particuliere aanleg van bos op landbouwgronden. In die periode groeit de export van mijnhout naar landen als België en Duitsland tot 200.000 m3 per jaar. Vanaf 1875 loopt de hakhoutteelt terug. De schorsprijzen dalen door de introductie van goedkopere chemische looistoffen. Vanwege de groeiende vraag naar mijnhout maakt veel eikenhakhout plaats voor grove den. De Wet op de Markeverdeling van 1886 elimineert het laatste verzet tegen ontginning van de heide. Particulieren spelen boven de rivieren een hoofdrol. Gemeenten doen dat in het zuiden, waar zij veel grond bezitten. Sommige gemeenschappelijke bossen blijven gespaard omdat de eigenaren het bosbezit onderbrengen in naamloze vennootschappen met gekapitaliseerde aandelen voor de rechthebbenden zodat ze zich kunnen onttrekken aan de Markewet, zoals Elspeter en Speulderbos op de Veluwe en Norgerholt in Drenthe. Het rijk verkoopt vanaf 1803 vrijwel alle domeingronden om de staatsschuld te verlagen. De privatisering van domeingronden is afgerond in 1863 met uitzondering van de Kroondomeinen, Mast-, Lies- en Haagse Bos, evenals duinbebossingen bij Schoorl en Den Haag. Zo stimuleert de staat indirect de vernietiging van nog bestaand bos, want veel particulieren verkopen het staande hout en gaan over tot ontginning, vaak voor landbouw. Daar staat uitbreiding tegenover van productiebos. Per saldo groeit het bosareaal. Pagina 26

Pagina 28

Scoor meer met een web winkel in uw weekbladen. Velen gingen u voor en publiceerden studiegidsen online.

527 Lees publicatie 202Home


You need flash player to view this online publication