UITGESTREKTHEID gaat niet om moeilijkmakerij. Het gaat erom te laten zien dat ons hedendaagse denken over ruimte en tijd niet uit de lucht komt vallen, maar zélf het voorlopige resultaat is van een fysiek en mentaal landschap waarmee wij meer vervlochten zijn dan wij doorgaans beseffen. Daarom is het gerechtvaardigd om aan de vraag van Augustinus een soortgelijke verwoording toe te voegen met betrekking tot de ruimte. Wat is dus ruimte? Wanneer maar niemand het me vraagt, weet ik het; wil ik het echter uitleggen aan iemand die het vraagt, dan weet ik het niet. Ruimte is zowel een alledaagse ervaring als een te problematiseren begrip. Alledaags is onze ervaring van de ruimte omdat menszijn ondenkbaar is zonder een besef van plaats. Problematisch zijn ruimte en plaats bijvoorbeeld omdat ze zich slechts tonen door gebouwen, landschappen, horizonten en hemellichamen. Uitdaging van dit essay is het om om steeds twee bewegingen tegelijk te maken. Namelijk de beweging naar een praktijk van tijdelijke bestemmingen. En tegelijk het aanreiken van een theoretisch kader waardoor die praktijk in zuivere banen is te leiden. Overigens zal het niet verrassen als de grens tussen theorie en praktijk daarbij blijkt te vervagen, en beide zich ontvouwen als dimensies van een landschap waarvoor we het voorlopige begrip ‘nieuw ademveld’ in stelling brengen. Eerst een stap terug. Filosofie is het ambacht dat steeds stappen terug zet en zoekt naar vragen achter vragen – ondermeer vanuit het besef dat het landschap van ons denken en doen slechts te doorgronden is door van tijd tot tijd terug te gaan naar de bronnen. Augustinus is zo’n bron. Prachtig is het om te lezen dat hij de tijd ziet als een uitgestrektheid van de geest: ‘In u, mijn geest, meet ik de tijden.’6 6 Belijdenissen XI, 27,36. 21 Hij schrijft over het ‘enorme paleis’ van zijn geheugen Pagina 22
Pagina 24Heeft u een reisgids, novia facts of digi-folders? Gebruik Online Touch: onderwijs magazine converteren naar een online publicatie.
515 Lees publicatie 192Home