12 waarmee ze potentiële klanten kunnen overtuigen van het voordeel dat op deze manier behaald kan worden. De markt moet dus zelf ontwikkeld worden. Om het bovengenoemde model marktwaardig te laten zijn, zou er flexibeler met quota’s omgesprongen moeten worden: binnen het huidige Noorse stelsel is er geen ruimte voor onderlinge uitwisseling van quota tussen schepen onderling − zelfs niet wanneer deze eigendom zijn van dezelfde reder. Dit vormt een grote rem op het aangaan van externe contracten en wordt gezien als een cruciaal punt. De Noorse overheid geeft als reden voor deze situatie de voorkeur die het heeft voor het verbeteren van de werkgelegenheid in de kustgebieden, en dus het laten bestaan van kleinere en vaak minder efficiënte ondernemingen. Van 2008 tot en met 2010 is via een speciale subsidieregeling geprobeerd om innovatie te stimuleren in de meer afgelegen vissersdorpen langs de Noorse kust. In hoeverre dit geleid heeft tot het benutten van nevenactiviteiten, was bij het schrijven van dit rapport nog niet duidelijk. 2.2 Het fenomeen ‘Referentie vloten’ – visquota voor onderzoek Noorwegen kent twee zogenoemde ‘Referentievloten’. Deze vloten bestaan uit kleine groepen Noorse vissersvaartuigen die het Institute Of Marine Research (IMR) met vaste regelmaat voorzien van gedetailleerde informatie over hun visserij-activiteiten en hun vangsten. De bemonsterings- en datamanagementprocedures zijn vergelijkbaar met het systeem dat gebruikt wordt aan boord van IMR’s eigen onderzoeksschepen. Gegevens worden gebruikt voor bestandsbeheerdoeleinden, met inbegrip van stock assessments. Een High Seas Referentie Fleet werd opgericht in 2000 en bestaat uit 17 vaartuigen. In het najaar van 2005 is een soortgelijke Coastal Referentie Fleet opgericht. Deze vloot bestaat uit 21 schepen (voornamelijk gillnetters, 9-15m lang). Openbare aankondiging elk vierde jaar nodigt uit tot vervanging van de vloot en motiveert betrokkenheid van vissers. De administratie en het werk van de Reference Fleet is zelf gefinancierd door de toewijzing aan onderzoeksdoeleinden van een klein deel van de Noorse vangstquota. De helft van de opbrengst van de binnen dit onderzoeksquotum gevangen vis gaat naar de betrokken reders, om de kosten te dekken voor de inzet van hun materieel. De andere helft komt ten goede aan het onderzoek zelf. Dit heeft betrekking op de operationele onderzoekskosten, inclusief betaling aan de vissers om monsters te nemen volgens een vast protocol. Meer informatie (in het Noors): http://www.imr.no/om_havforskningsinstituttet/fasiliteter/andre_ fartoy/referanseflaten/referanseflaten/nb-no/ Pagina 19
Pagina 21Heeft u een cursus, virtual paper of web publicaties? Gebruik Online Touch: onderwijs catalogus converteren naar een digitale publicatie.
488 Lees publicatie 176Home