verschillende manieren van beheren en financieren. In het tweede geval is de beheerder in de regel meer actief op zoek naar nieuwe producten, diensten en beloningsvormen. Terreineigenaren (overheid, natuurbeschermingsorganisaties en particulieren) met een groot (samengesteld) bezit (bijvoorbeeld meer dan 200 ha met âgroenâ en âroodâ) hebben meer mogelijkheden om andere beloningsvormen aan te spreken. Door het grotere oppervlak van hun bezit, zijn er vaak meer afnemers voor producten en diensten. Daarnaast hebben zij, in tegenstelling tot kleine eigenaren, vaak een meer professionele beheersorganisatie voor hun bezit. Daardoor is er meer mankracht, kennis en tijd om andere inkomstenbronnen te ontwikkelen en te beheren. Gebouwen (âroodâ) bieden extra mogelijkheden. Deze categorie is daarom eerder geneigd te investeren in nieuwe producten en diensten. Terreineigenaren en -beheerders met een klein bezit hebben dus minder mogelijkheden en kiezen vaak voor een behoudende manier van werken. Ze ontvangen subsidie voor natuurdoelen en zijn verder veelal gericht op de instandhouding van het bezit en beperking van kosten. Hun strategie is dus vooral risicomijdend. Ook publieke terreineigenaren, zoals gemeentes, kunnen op een dergelijke manier opereren. Dit komt voort uit de doelstelling (bijvoorbeeld openstelling en natuurdoelen) en hangt vaak ook samen met de grootte van het areaal en de slagkracht van de organisatie. Afnemer producten en diensten Een tweede belangrijke actor is de afnemer van de producten en diensten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de markt (bijvoorbeeld houthandel, recreatieondernemers en exploitanten van golfterreinen), de maatschappij, specifieke (maatschappelijke) doelgroepen (omwonenden en recreanten) en de terreineigenaar zelf. In deze categorie vallen ook de zogenoemde âfreeridersâ: ontvangers van diensten die niet direct of slechts indirect betalen voor deze diensten, maar die wel gratis (commercieel) begunstigd worden door deze diensten. De âfreeridersâ onderscheiden zich door een disproportioneel (materieel) profijt in vergelijking met de gemiddelde (vergelijkbare) ondernemer of huizenbezitter elders. Ze kunnen dit extra voordeel genieten zonder daarvoor een directe bijdrage te leveren. Denk aan de pannekoekboerderij aan de heide of de woningbezitter in een bosrijke omgeving. Betaler producten en diensten De derde actor is de betaler van de producten en diensten. Deze betaler is niet altijd gelijk aan de afnemer van de producten en diensten. Economische producten en diensten worden vaak wel direct betaald door de afnemer. Daarentegen worden de meeste sociale/maatschappelijke diensten, ecologische diensten en milieudiensten niet direct betaald door de afnemer van de dienst. In veel gevallen is de overheid hier de betaler van de dienst (vanuit algemene middelen). Voor diensten waarvan de maatschappij als geheel profiteert â zoals het bieden van een habitat voor flora en fauna, CO2-vastlegging en zuurstofproductie â is dit uiteraard de meest logische constructie. 15 Pagina 23
Pagina 25Interactieve web brochure, deze pdf of spaarprogramma is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal bladerbaar maken van digi lesmateriaal.
476 Lees publicatie 170Home