12 de laag risco groep en matig risico groep (alle p < 0,001), tussen de matig risico groep en hoog risico groep (p = 0,010, p = 0,007, p = 0,042) en tussen de laag risico groep en hoog risico groep (alle p < 0,001). De mediane SDS voor GVLN verschilde significant tussen de laag risico groep en matig risico groep (p < 0,001) (zie Tabel 5). De prevalentie acute ondervoeding in de hoog risico groep (14,3%) was significant hoger dan de prevalentie in de laag risico groep (1,1%) (p = 0,016), evenals de prevalentie ondervoeding in het algemeen (42,9% t.o.v. 11,1%, p = 0,003). De prevalentie acute ondervoeding in de matig risico groep (5,3%) was significant hoger dan de prevalentie in de laag risico groep (1,1%) (p = 0,001), evenals de prevalentie chronische ondervoeding (17,6% t.o.v. 10,8%, p = 0,015) en de prevalentie ondervoeding in het algemeen (22,1% t.o.v. 11,1%, p < 0,001). Onder de 84 kinderen met een GVLN > 2 SDS,werden 60 kinderen ingedeeld in de laag risico groep (71,4%), 22 kinderen in de matig risico groep (26,2%) en 2 kinderen in de hoog risico groep (2,4%). Laag risico groep 0,17 0,63 -0,43 0,65 1,1 10,8 11,1 10,1 (4,2 – 13,4) Matig risico groep -0,57 0,27 -0,85 -0,32 5,3 17,6 22,1 9,4 (4,2–13,3) Hoog risico groep -1,61 -0,32 -1,70 -1,32 14,3 28,6 42,9 9,4 (5,0–12,3) GVLF (mediane SDS) a, b, c GVLN (mediane SDS) a LVL (mediane SDS) a, b, c BVL (mediane SDS) a, b, c Acute ondervoeding (%) a, b Chronische ondervoeding (%) a Ondervoeding (%)a, b Mediane leeftijd jr (spreiding) a Tabel 5: Antropometrische gegevens en ondervoeding in de STRONGkidsrisicogroepen. GVLF=gewicht voor leeftijd, GVLN=gewicht voor lengte, LVL=lengte voor leeftijd, BVL=bovenarmomtrek voor leeftijd a Significant verschil tussen de laag risico groep en matig risico groep. b Significant verschil tussen de laag risico groep en hoog risico groep. c Significant verschil tussen de matig risico groep en hoog risico groep. Kwaliteit van leven De EQ-index voor de kwaliteit van leven kon worden bepaald bij 599 kinderen (93,3%). De mediane EQ-index was 0,86 (spreiding 0,17 tot 1,0). De mediane EQ-index van kinderen met acute ondervoeding was 0,83, maar verschilde niet ten opzichte van kinderen die chronisch ondervoed waren met een EQ-index van 0,85. De EQ-index was 0,81 bij kinderen die zowel acuut als chronisch ondervoed waren. De EQ-index van kinderen die niet ondervoed waren, was 0,86 en verschilde met die van de kinderen die ondervoed waren. De EQ-index van kinderen met overgewicht (GVLN > 2 SDS) was 0,84 en verschilde niet van kinderen zonder overgewicht of kinderen met ondervoeding. Er werd geen significante correlatie aangetoond tussen de EQ-index en de GVLF, GVLN, LVL en BVL. De EQ-index in de hoog risico groep (0,80) was significant lager dan de EQ-index in de matig (0,85) en laag risico groepen (1,00) (p = 0,005, p < 0,001). De EQ-index in de matig risico groep was significant lager dan in de laag risico groep (p = 0,011). De EQ-index voor de kwaliteit van leven was significant lager bij kinderen die steroïden kregen ten opzichte van kinderen die geen steroïden kregen: 0,82 versus 1,00 (p=0,007). De EQ-index was significant lager bij kinderen die diuretica kregen (0,82) vergeleken met kinderen die geen diuretica kregen (0,86) (p = 0,015). Er werd geen Pagina 17

Pagina 19

Interactieve web relatiemagazine, deze nieuwsbrief of mailing is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het naar een digitale publicatie converteren van digitale vaktijdschriften.

460 Lees publicatie 153Home


You need flash player to view this online publication