5.2. Het therapeutisch gebruik van antibioticum tot een (absoluut) minimum beperken Het therapeutisch gebruik is behoorlijk te beperken. Lang niet altijd wordt er, voorafgaand aan een antibioticatoediening, een diagnose gesteld. Vaak worden antibiotica ingezet als ondersteuning bij virusinfecties ter preventie van secundair aanslaan van bacteriële ziekten en vaak zomaar, zonder enig aanwijsbare diagnostische reden. Gewoon om de groei er in te houden !! In extremo betekent het streven naar een absoluut minimum dat er helemaal géén antibiotica meer gebruikt worden. Antibioticum-vrij produceren draagt bij aan hogere diergezondheid, lagere gezondheidskosten, arbeidsvreugde en bewustwording dat het zonder antibioticum ook kan. Het kan een stimulans zijn voor verdere ontwikkeling van duurzame stalontwerpen, waar dieren geleidelijk weerstand opbouwen tegen bedrijfsgebonden kiemen maar ook een stimulus om het management te verbeteren. Momenteel zijn er onvoldoende alternatieven voor het curatief behandelen met antibioticum kunnen concurreren. De toepassingen van fagen en antimicrobiële peptiden kan wellicht in de toekomst zorgen voor een verminderd antibioticumgebruik. Antimicrobiële peptiden worden door dieren zelf geproduceerd en kunnen het evenwicht in het dier herstellen. Op korte termijn moet de focus liggen op verantwoord antibioticumgebruik en het doorbreken van de cirkel van commerciële belangen die samenhangen met antibioticumgebruik. Wat zijn argumenten om ‘antibioticumvrij’ te produceren? De leden van het ‘Netwerk Antibioticumvrij’ gaven aan dat zij dit doen ten behoeve van gezondere dieren, lagere gezondheidskosten, bewustwording in de sector dat het ook zonder antibioticum kan, meer arbeidsvreugde, meer rust voor het dier en de bredere erkenning van hun strategie. “Geen antibiotica is ook een kwestie van gewoon niet gebruiken en jezelf daaraan houden. Gun het wat tijd, als je merkt dat het werkt, krijg je er vanzelf vertrouwen in!” “Ik wil mijn vee niet onnodig laten lijden en zie antibioticum daarom als een laatste redmiddel.” 1. Antibioticavrije ketens.(gebruiken géén antibiotica) Het zal altijd nodig blijven om zieke dieren te behandelen. De rol van antibiotica daarbij is echter niet vanzelfsprekend. Een antibioticumvrije landbouw is een streven gericht op de lange termijn, maar het antibiotica vrij maken van specifieke ketens’ ligt eerder binnen bereik. Voor de korte termijn zijn er mogelijkheden voor antibioticumarme (minimaal antibioticumgebruik)ketens. Een premie op het afleveren van dieren die nooit behandeld zijn met antibioticum kan de noodzakelijke stimulans geven. De betreffende dieren kunnen bijvoorbeeld tegen een meerprijs worden afgezet via de kanalen van de antibioticavrije ketens. Dit stelt hoge eisen aan registratie en controle. Via pilots kan hiermee ervaring worden opgedaan, door bijveerbeeld aan te sluiten bij bestaande ketens die al op duurzame wijze werken. 2. Van therapie naar preventie. Dierenartsen en veehouders werken samen aan een gezondheidsplan waarbij meer nadruk ligt op voorkòmen van ziekten in plaats van het behandelen van ziekten. Dus een preventieplan in plaats van een behandelplan. Het preventieplan steekt in op zootechnische maatregelen en bedrijfsmanagement waardoor infecties worden voorkomen. Een omslag in denken bij veehouders en adviseurs diergezondheid is hiervoor noodzakelijk. Voedselkwaliteit/ volksgezondheid moet daarbij meer centraal staan. 3. Ontwikkeling van alternatieven voor de behandeling van zieke dieren met antibiotica. Dit kunnen stoffen zijn met een vergelijkbare werking als antibiotica, maar zonder de nadelige gevolgen voor resistentie van ziektekiemen. Ook valt te denken aan een beter/ander management van zieke dieren. Via pilots in de praktijk moet ervaring hiermee worden opgedaan. 4. Een actief euthanasiebeleid voor dieren die niet op eigen kracht herstellen. Dit voorkomt de huidige, vaak langdurige behandeling van zieke dieren met antibiotica. De ziekenboeg is bovendien vaak een kweekbak voor allerlei ziektekiemen, die vervolgens met het genezen dier het bedrijf weer ingaan. 5.3. Minimaliseren van besmettingsrisico’s De meeste infecties in de veehouderij ontstaan door contacten tussen dieren. Met name in de varkenshouderij is het aantal rondes per jaar groot waardoor de populatie binnen één stal snel wisselt. Stallen staan onvoldoende lang leeg en op gesloten bedrijven zijn er altijd jonge dieren aanwezig, waardoor een infectie niet snel zal ‘uitdoven’. Anders gezegd: omdat er iedere keer weer gevoelige dieren bijkomen blijft de infectie in stand. Hieronder enkele van de oplossingsrichtingen die naar voren kwamen uit gesprekken met veehouders, dierenartsen en wetenschappers. 7 Pagina 6

Pagina 8

Voor edities, online uitgaves en sportbladen zie het Online Touch content management system systeem. Met de mogelijkheid voor een web winkel in uw brochures.

438 Lees publicatie 133Home


You need flash player to view this online publication