8 De voedingsinterventies voor de verschillende langdurige ziekten zijn onder te verdelen in verschillende categorieën: 3.1 Voorkom ondervoeding 3.2 Voorkom metabole ontregeling 3.2.1 Voorkom ontregeling bloedglucose 3.2.2 Voorkom belasting met allergenen 3.2.3 Lever de juiste voedingsstoffen bij stofwisselingsziekten 3.3 Overige accenten in de voeding Chronisch zieke kinderen vallen vaak in meer dan één categorie (bijvoorbeeld: een aangeboren stofwisselingsziekte en dreigende ondervoeding), waardoor de rol van voeding nog belangrijker en complexer wordt. 3.1 Voorkom ondervoeding Bij een groot aantal chronische aandoeningen is de kans reëel dat ondervoeding ontstaat. Veel ziekten verhogen de voedingsbehoefte, terwijl de inname vaak lager is dan normaal. Ziekte wordt daarom wel vergeleken met topsport: de voedingsinname zou zo groot moeten zijn als die van een topsporter, terwijl zieke kinderen vaak juist minder eten. Ondervoeding zal sowieso bij zieke kinderen sneller optreden dan bij zieke volwassenen doordat de fysiologische reserves van kinderen veel geringer zijn (zie Literatuurlijst, bron 3). Verhoogde behoefte Bij ziekte treden vrijwel altijd veranderingen op in de stofwisseling. Veel van deze veranderingen verhogen de eiwit- en energiebehoefte. Bijvoorbeeld door een verhoogde ademarbeid bij kinderen met longziekten, of door een verhoogd energieverbruik ter compensatie van verliezen bij kinderen met chronische darmaandoeningen of cystic fibrose (taaislijmziekte). Zo is de aanbevolen hoeveelheid eiwit voor gezonde kinderen tussen 4-13 jaar 0,9 gram eiwit per kg lichaams ewicht per dag. Dit g ligt bij zieke kinderen − afhankelijk van de ernst van de ziekte − in deze leeftijdsgroep tussen 1 en 3 gram eiwit per kg lichaamsgewicht per dag (zie Literatuurlijst, bron 4,5). Bij kinderen met hartfalen is de energiebehoefte hoger dan bij gezonde kinderen vanwege onder andere de verdikte hartspier, de verhoogde ademarbeid en de recidiverende infecties (zie Literatuurlijst, bron 6). De voedingsbehoefte kan ook verhoogd zijn doordat niet alle voedingsstoffen door het lichaam worden opgenomen. Bij kinderen met cystic fibrose bijvoorbeeld is de vertering van de voeding gestoord door een verminderde afgifte van verteringsenzymen door de alvleesklier, waardoor malabsorptie van voedingsstoffen en diarree kunnen ontstaan. Vaak ontstaan niet alleen tekorten aan energie en eiwit, maar ook aan de vetoplosbare vitamines A, D, E en K, de mineralen natrium, calcium en magnesium, en de spoorelementen zink, ijzer, selenium en koper (zie Literatuurlijst, bron 7). Ondervoede kinderen met cystic fibrose hebben, (mede) als gevolg van deze tekorten, een verminderde cognitieve ontwikkeling en een verhoogd overlijdensrisico (zie Literatuurlijst, bron 7,8). Pagina 13
Pagina 15Heeft u een onderzoeksrapport, noviafacts of web catalogi? Gebruik Online Touch: clubblad van pdf naar online converteren.
419 Lees publicatie 114Home