bedding anaërobe omstandigheden ontstaan. Ook de breedte is aan een maximum van ongeveer 3 meter gebonden. Behoud van structuur moet bij extensieve compostering de belangrijkste factor zijn bij de keuze van het organisch materiaal. Vochtgehalte Zoals bij temperatuur is vochtgehalte een resultaat van compostering maar bepaalt het ook het verloop van het proces. Bij de omzetting van organische stof komt water vrij. Dit water wordt samen met het al aanwezige vocht afgevoerd zodat bij voldoende hoge temperaturen de compost in de loop van het proces steeds droger wordt. Bij een goed verlopende compostering zonder overmatige neerslag zal er eerder water toegevoegd moeten worden dan dat er vocht uit de compostbedding loopt. Het optimale vochtgehalte in het uitgangsmateriaal ligt tussen de 50 en 60% (Rynk, 1992). Wanneer het vochtgehalte in het uitgangsmateriaal te hoog is zal het composteringsproces moeilijk op gang komen. De ruimten tussen de vaste fractie van de compostbedding (het te composteren materiaal) zijn dan voornamelijk gevuld met water. Dit belemmert de aanvoer van lucht zodat anaërobe omstandigheden in de bedding ontstaan. Verder kan er vocht uit de bedding lopen dat mineralen en organische stof bevat. Ook een te laag vochtgehalte leidt echter tot een slecht verlopend proces omdat de micro-organismen voor goed functioneren een waterige omgeving nodig hebben. Het vochtgehalte in het te composteren materiaal is eenvoudig te berekenen aan de hand van het ds-% van de afzonderlijke materialen. C/N verhouding Ook de verhouding tussen alle aanwezige koolstof en stikstof, de C/N tot-verhouding, is van invloed op de stikstofverliezen. De aanwezige micro-organismen gebruiken de energie en de stoffen die vrijkomen bij de afbraak van organische stof om zich te vermeerderen. Daarbij geldt dat ongeveer 50% van de beschikbare koolstof ingebouwd wordt in nieuwe micro-organismen. De rest verdwijnt als CO2 de compostbedding. Aangezien de Ctot/Ntotverhouding van de micro-organismen ongeveer 15 is, ligt de optimale Ctot/Ntot-verhouding in het te composteren mengsel rond de 30. (Steinbuch en Bokhorst, 1999). Dit kan bereikt worden door verschillende materialen (bijvoorbeeld mest met een lage en stro met een hoge Ctot/Ntot-verhouding) te mengen. Wanneer teveel stikstof aanwezig is blijft deze als ammoniak in de compost aanwezig en zal bij onvoldoende nitrificatie en denitrificatie als ammoniakgas uitgestoten worden. Is er echter te weinig koolstof dan zal de vermeerdering van de micro-organismen afgeremd worden en daarmee het composteringsproces. Overigens is het zo dat ook micro-organismen weer afgebroken worden en dus bijdragen aan het aanbod van koolstof en stikstof. Belangrijker dan de totale C/N verhouding van een bepaald materiaal of mengsel is de verhouding tussen beschikbare C en beschikbare N. Bepalend voor de beschikbaarheid is de afbraaksnelheid van organische stof. Deze wordt bepaald door de vorm waarin organische stof aanwezig is, de zuurstofconcentratie, het vochtgehalte en de temperatuur. Lignine dat erg langzaam afgebroken wordt zal veel minder bijdragen aan de C/N verhouding dan de snel beschikbare eiwitten. Tijdens het composteringsproces kan de C/N verhouding dus veranderen doordat snel afbreekbare organische stof is uitgeput en slechts langzaam afbreekbare organische stof beschikbaar is. 40 Pagina 39

Pagina 41

Interactieve internet nieuwsbrief, deze sportblad of onderwijs catalogus is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaliseren van digi-spaarprogramma.

328 Lees publicatie 100Home


You need flash player to view this online publication