6 vastgelegd. Het stemrecht, en dus ook het bosgebruik, was meestal gebonden aan de aanwezige hoeven en het bijbehorend bouwland. echter, indien een hoeve werd verpacht, dan ging het stemrecht niet over op de pachter, maar bleef het bij de eigenaar. Daardoor kon het gebeuren dat mensen van buiten de eigen gemeenschap stemrecht bezaten. De holtsprake werd voorgezeten door twee holtrichters, die door de geërfden uit hun midden werden gekozen. Verder werden er boswaarders, gecommitteerden en gedeputeerden aangesteld. Daarnaast waren er ‘grondheerlijke’ of ‘onvrije’ malen, waarbij de gronden en ook de gebruiksrechten bij één persoon in bezit waren. Deze eigenaar (de grondheer) bepaalde de gang van zaken in het bos. Er kwam ook nog een tussenvorm voor. Dit betrof de ‘gemengde’ of ‘halfvrije’ malen. Een of meerdere personen uit de gemeenschappen hadden meer stemrecht dan de overige personen, waardoor zij zonder alle gronden in bezit te hebben, toch konden bepalen wat er moest gebeuren. De malegenootschappen hebben vele eeuwen gefunctioneerd. Afhankelijk van de standvastigheid van de geërfden met betrekking tot roofbouw, werden de bossen op een redelijk duurzame manier beheerd. De oudste bossen in Nederland zijn voor een groot deel malebossen geweest. Het tij keerde aan het einde van de negentiende eeuw. Door het gemeenschappelijke karakter van de genootschappen was het grondgebruik nogal conservatief van aard, terwijl er in die periode juist behoefte was aan de ‘ontwikkeling’ van deze gronden. Zeijen, Topografische Militaire Kaart van 1898. Pagina 5

Pagina 7

Voor nieuwsbrieven, online kranten en archief zie het Online Touch CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een webshop in uw PDF's.

586 Lees publicatie 240Home


You need flash player to view this online publication