1. Inleiding 7 1.1 Aanleiding In Nederland staat biomassa op dit moment volop in de belangstelling. In 2007 is door de Rijksoverheid in het werkprogramma ‘Nieuwe energie voor het klimaat: Schoon en Zuinig’ de ambitie neergelegd voor 20% duurzame energie in 2020 (VROM, 2007). Door het Kabinet-Rutte II is deze doelstelling weliswaar bijgesteld naar 16% in 20201, maar dit vraagt nog steeds een grote toename in het gebruik van biomassa. In het convenant ‘Schone en Zuinige Agrosectoren’ hebben de NBLH2-sector en het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de ambitie uitgesproken om in 2020 32 PJ aan duurzame energie op te wekken uit door deze sector geleverde biomassa (LNV, 2008). Uit beleidsstukken en allerlei studies blijkt dat een belangrijk deel van deze biomassa zal bestaan uit hout. Als beleidsdoelstellingen voor de bijdrage die houtige biomassa moet leveren aan de toekomstige energievoorziening worden omgerekend naar houtvolume, dan blijkt er een enorme hoeveelheid hout nodig te zijn, zowel internationaal als binnen Nederland. Internationale scenariostudies laten zien dat de vraag naar houtige biomassa de beschikbaarheid zal overtreffen tussen 2015 en 2020 (Mantau et al., 2010) (zie Figuur 1.1). Tot dusverre was het voor Nederlandse houtgestookte installaties (voor de opwekking van elektriciteit en/of warmte) relatief eenvoudig om voldoende houtige biomassa te contracteren. De hoeveelheid eenvoudig contracteerbare biomassa is echter beperkt, enerzijds omdat niet alle biomassa even gemakkelijk (tegen een redelij1 Zie: Bruggen slaan. Regeerakkoord VVD-PvdA, 29 oktober 2012. 2 NBLH: Natuur, Bos, Landschap en Houtketen. Pagina 16

Pagina 18

Heeft u een onderwijs catalogus, modern media of digitale uitgaves? Gebruik Online Touch: PDF online bladerbaar maken.

555 Lees publicatie 221Home


You need flash player to view this online publication