meerekenen, zijn er 3,8 miljoen lidmaatschapen en donateurschappen van natuurorganisaties. op bescherming van specifieke soorten zijn gericht, zoals Vogelbescherming Nederland (bijna driehonderdduizend leden) of de Vlinderstichting. Het werk van deze organisaties is razend populair. Als Vogelbescherming een webcam bij een broedende uil zet, komen er zo een miljoen bezoekers. Daarnaast zijn er nog verenigingen die specifiek zijn gericht op de studie van vogels, zoogdieren, zeedieren, de flora, enzovoorts. Daar zijn meer dan vijftienduizend mensen actief in. Als we leden van dierenbeschermingsorganisaties1 Als we Nederland vergelijken met andere westerse landen, zijn de verschillen verbijsterend. Amerikanen zijn bijvoorbeeld heel trots op hun nationale parken en wildernissen. Er zijn veel beroemde boeken geschreven over Amerikaanse wildernissen − denk aan Nash (1967), Oelschlaeger (1991), Hays (1959), Glacken (1967) − en pleitbezorgers als Emerson, Thoreau en Muir hebben een iconische status, maar toch is er weinig publieke ruimte gereserveerd voor wildernis. Onder de nationale parken vallen verschillende soorten gebieden, waaronder ook slagvelden en kusten, maar alles samen genomen beslaan ze toch maar 0,03 procent van de oppervlakte, en dan ligt een groot deel daarvan nog in Alaska. In de Wilderness Act uit 1964 staat dat alle Amerikanen recht hebben op de ervaring van wildernis, maar de wildernissen die onder die wet vallen, omvatten slechts 0,006 procent van het grondgebied van de USA. Er zijn ook particuliere organisaties die natuurgebieden beheren, maar ook dat is een beperkt oppervlak. Als je je realiseert dat de natuurgebieden in Nederland (hoe 1 Ook voor het welzijn van dieren zijn veel organisaties actief: De Dierenbescherming, stichting Varken in Nood, stichting Wakker Dier, de Dierenambulance. 170 slecht vergelijkbaar ook) zo’n zeven procent van de oppervlakte beslaan, lijkt het Amerikaanse wildernisbeleid eerder symboolpolitiek dan een robuuste poging om de wildernis de ruimte te geven. De beschermde oppervlakte is in Nederland niet extreem afwijkend van andere Europese landen. Het aantal bezoekers van de National parks in de VS bedraagt 275 miljoen per jaar op een bevolking van driehonderd miljoen. Hoewel een vergelijking lastig is, laten cijfers wel zien dat de situatie in Nederland extreem anders ligt. In Nederland, met zijn zestien miljoen inwoners, krijgt alleen Staatsbosbeheer al honderdvijftig miljoen bezoekers. Er is in Nederland geen beleidsterrein te vinden waar maar bij benadering evenveel mensen steun aan geven zonder dat ze er een direct belang bij hebben. De ANWB heeft ook één miljoen leden, maar die zijn lid voor de Wegenwacht, en niet omdat de ANWB werkt aan hun idealen. Het is dan ook wonderlijk dat deze enorme aantallen nauwelijks politieke betekenis lijken te hebben. Zelfs in de wereld van de gezondheidszorg (Hartstichting, 550.000 leden) of de grote ontwikkelingsorganisaties gaat het om ledenaantallen die veel kleiner zijn dan die van natuurbeschermingsorganisaties. Kortom, er lijkt een robuust draagvlak voor natuur en landschap te bestaan. De groei van deze organisaties ging echter decennialang niet gepaard met een verbetering van de kwaliteit van het landschap of de natuur. Uit de rapportages van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt dat de achteruitgang in het landelijk gebied tot op de dag van vandaag doorgaat, zowel wat betreft de kwaliteit van het landschap als de biodiversiteit. Een halve eeuw natuurbescherming heeft er sinds enkele jaren wel toe geleid het in de EHS iets beter gaat door betere milieuomstandigheden en het vergro171 Pagina 86
Pagina 88Heeft u een magazine, magstream of epresentaties? Gebruik Online Touch: weekblad online bladerbaar uitgeven.
546 Lees publicatie 216Home