zijn verschillende manieren ontwikkeld om deze hardere betekenis van natuur zichtbaar te maken (zoals eerder aangeduid in Hoofdstuk 4 van Deel 1). Een klassiek voorbeeld hiervan is het Globaal Ecologisch Model uit de jaren tachtig. De redeneringen en berekeningen die in die verbanden worden uitgevoerd, zijn overtuigend, maar blijkbaar vooral voor de mensen die ze uitvoeren. Het vreemde aan de redeneringen is dat ze worden uitgevoerd door mensen die houden van natuur, die daaraan gehecht zijn en die hun emotie willen objectiveren om mee te kunnen spelen in het maatschappelijk debat. Hoewel uit dergelijke studies vaak de waarde van natuur als een evidentie naar voren komt, hebben ze meestal maar weinig impact. De verklaring hiervoor ligt in het enorme gat tussen publieke baten en individuele voordelen. Het kan best zijn dat huizen in een regio meer waard worden als er bos wordt aangeplant; degenen die het bos betalen, zijn echter niet dezelfden als degenen die de winst daarvan opstrijken. Het probleem is verwant aan de tragedy of the commons, waarbij publieke en private belangen niet in dezelfde richting wijzen. Natuur heeft ook een enorme betekenis als genenreservoir voor gewassen en geneesmiddelen. En er is het schier oneindige potentieel voor vernieuwing in de techniek − denk aan spintechnieken, lijmtechnieken en vleugelconstructies. Ieder jaar weer zijn er verrassende voorbeelden waarbij technische wetenschappen sprongen maken door voorbeelden uit de natuur. Voor al deze voorbeelden geldt echter dat er geen directie relatie is tussen de kosten voor de bescherming van natuur en de opbrengsten van producten uit de natuur. Andersom is er soms wel een perverse economisering van de natuur − denk aan bedrijven die gemodificeerde gewassen patenteren. Aan de andere kant van het spectrum gaat het om antwoorden die interessant zijn vanuit het perspectief van mentale gezondheid, 160 ontspanning, ontplooiing en ontwikkeling: de ervaring van verbinding. Dit hoofdstuk gaat vooral over deze aspecten. Daarbij zijn twee manieren van kijken (metaforen) algemeen bekend. De ene is de behoeftepiramide van Maslov: mensen ontwikkelen nieuwe behoeften als meer basale zijn bevredigd. Mensen hebben behoefte aan voeding en beschutting; als daarin is voorzien komen sociale behoeften aan de orde; daarna kunnen bijvoorbeeld kunstzinnige en spirituele behoeften aan de orde komen. Deze benadering wordt als enigszins verouderd of beperkt gezien omdat het een hiërarchie en volgorde suggereert die twijfelachtig is. Natuur komt in dit perspectief pas laat aan bod als een soort luxe. De metafoor van de andere stroming is dat mensen een heel repertoire aan capaciteiten hebben die ze kunnen ontwikkelen. Die ontwikkeling gebeurt meer in samenspel met anderen en de omgeving. Het bekendste voorbeeld van deze benadering is de capabilities-benadering van Martha Nussbaum (1993). Capabilities zijn in haar ogen herkenningspunten van menselijkheid. Ik vat ze samen aan de hand van een overzicht van Robeyns (2004): • Leven: een leven van normale lengte kunnen leven. • Lichamelijke gezondheid: goed gevoed zijn en onderdak hebben. • Lichamelijke integriteit: zich vrij kunnen verplaatsen, beschermd zijn tegen geweld. • Zintuigen, creativiteit en gedachten: leren denken en creatief zijn. • Emoties: verbonden zijn, lief kunnen hebben. • Praktische rede: zich een idee van een goed leven kunnen vor - men en reflecteren. • Verbondenheid: respecteren en gerespecteerd worden. • Andere organismen: leven in relatie met planten, dieren en natuur. 161 Pagina 81
Pagina 83Heeft u een relatiemagazine, pageflip of digitale PDF-en? Gebruik Online Touch: lesboek digitaal maken.
546 Lees publicatie 216Home