tussen Nederlanders en hun landschap. Hij had er grote waardering voor, en zag het als een rijk bezit waaraan veel vreugde viel te beleven en dat niet onnodig mocht worden aangetast. Van Toorn stelt terecht dat zijn generatie de laatste was die opgroeide met het gevoel dat het landschap iets van ‘ons’ was, van alle burgers. Sinds de jaren zestig is veel bekrompen nationalisme en kleinburgerlijkheid overboord gegaan, maar met dat badwater is volgens Van Toorn ook het kind weggegooid dat stond voor de ervaring van het landschap als een gemeenschappelijke waarde, bezit en geschiedenis. Van Toorn haalt de Nota ruimte aan, die als doel voor ruimtelijk beleid de versterking van de internationale concurrentiepositie centraal stelde. Hij ziet daarmee de ruimte ofwel het landschap veranderen van een plek waar wij wonen of werken, in een strijdperk van de internationale concurrentie. Alle plekken worden dan non-lieux, in de betekenis van Marc Augé: functionele doorgangsplekken zoals luchthavens, vakantieparken en bedrijventerreinen. Sloterdijk zou in dit kader spreken van de ruimte als transitzone: de ‘totale mobielmaking’ zorgt ervoor dat we nergens meer verblijven, maar overal alleen maar doorheen trekken.2 Van Toorn wijst erop dat de beweging die je kunt aanduiden als liberalisering en mondialisering weliswaar alle respect voor de historische waarden van het landschap uit het oog heeft verloren, maar dat de tegenbeweging van nationalisme en populisme net zo cultuurvijandig is. In Nederland en veel andere plaatsen in Europa was sprake van unieke landschappen waarin natuur en cultuur in de loop van honderden jaren op bijzondere wijze met elkaar waren verweven. Deze vorm van verweving is in de rest van de wereld uitermate 2 Peter Sloterdijk, Eurotaoïsme. 148 zeldzaam en verdwijnt nu in Europa in hoog tempo. De dynamiek in de landbouw is ongekend, de schaalvergroting zet door, kleinschalige landschappen en landschappen met minder optimale inrichtingsmogelijkheden worden overal verlaten, en de intensivering van de productie op de gronden die optimaal geschikt zijn voor landbouw gaat door. Kortom, de hoge dynamiek, de veranderende inrichtingseisen van de grondgebonden landbouw en de industrialisatie van de veehouderij en tuinbouw rukten de harmonie tussen natuur en cultuur uit elkaar. Op de schaal van Europa verstedelijken gebieden steeds sneller en loopt de periferie leeg. Ook op de schaal van Nederland en zelfs op regionale schaal doet dit verschijnsel zich voor. Tussen stad en periferie ligt het landbouwgebied dat snel industrialiseert. Fraaie historische landschappen krijgen steeds meer het karakter van een reservaat. Het is niet altijd erg kostbaar of moeilijk om die te behouden, zoals Jaap Dirkmaat met de Vereniging Nederland Cultuurlandschap (2005) en de Commissie Rinnooy Kan (2008) onlangs nog aantoonden, maar wil en financiën blijken onvoldoende. Een land om in te wonen zal in de toekomst wezenlijk anders zijn. Een harmonieus, fijnmazig, historisch gegroeid tussengebied verdwijnt. De Polen van stad en natuur zullen elkaar moeten vinden. Tracy Metz ziet natuurontwikkeling als een punt in een ononderbroken lijn van de ontwikkeling van ons cultuurlandschap. Voormalig rijksbouwmeester Dirk Sijmons − een van de grondleggers van concepten als natuurontwikkeling, Plan Ooievaar en de EHS − deelt die mening, maar ziet het als een gemiste kans dat we natuurontwikkeling zo weinig als een culturele daad hebben gezien, en dat er aan de EHS zo weinig is vormgegeven. In dit perspectief zijn natuurontwikkeling en een terughoudende opstelling dus geen tegenPolen van de cultuur, maar nieuwe uitingen van die cultuur. 149 Pagina 75

Pagina 77

Interactieve ewebshop, deze verenigingsblad of onderwijs catalogus is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal bladerbaar maken van digitale lesmateriaal.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication