missen) de biodiversiteit in stand moeten houden ter discussie. Een paar kanttekeningen. Haring zegt dat we het gewoon niet leuk vinden om verantwoordelijk te zijn voor de teloorgang van soorten, maar wuift dat argument vervolgens weg omdat volgende generaties daar niet om zullen treuren. Toch snijdt juist het koppel van argumenten wel hout: als mensen het nu niet leuk vinden en mensen het in de toekomst misschien geen ramp vinden maar zeker niet blij zullen zijn met een verarmde wereld, dan is dit toch een argument om heel goed na te denken over het uitroeien van soorten. Of volgende generaties daar nu last van hebben of niet, hun levens zullen er zeker niet rijker van worden en onze aangeboren empathie heeft daar moeite mee. Kennis en het wegnemen van onwetendheid zijn daarbij cruciaal. Van alle soorten die mensen in de loop der geschiedenis hebben uitgeroeid, zal er zelden één bewust zijn uitgeroeid. Dat kan een groot verschil uitmaken met het verleden. De relatie tussen persoonlijk handelen en de consequentie daarvan in de vorm van het uitsterven van soorten moet versterkt worden. Als die relatie met persoonlijk handelen er niet is, wordt er geen beroep op empathie en verantwoordelijkheid gedaan en worden mensen, en de soorten die ze uitroeien, het slachtoffer van een soort banaliteit van het kwaad zoals beschreven door Hannah Arendt. Als mensen zich echter realiseren wat de consequentie is van hun gedrag en keuzemogelijkheden, kan hen dat verleiden tot zorgvuldiger gedrag, zeker als het oude gedrag langzaam maar zeker als not done wordt ervaren. Bas Haring kan misschien geen moeite hebben met het verdwijnen van soorten, maar als Hannah Arendt hem zou vragen: wat kies je nu, een broodje kroket met als gevolg dat deze plant, kever of vogel voor altijd verdwijnt? Zou hij Arendt dan kunnen blijven aankijken terwijl hij zijn broodje kroket eet? 136 Een ander punt is dat Haring gelijk heeft dat wij best zonder de brandweer van Wisconson kunnen, maar de mensen in Wisconson niet. Hier hebben we ook te maken met het probleem van de abstractie van het begrip ‘biodiversiteit’: het gaat niet alleen om het abstracte voortbestaan van een soort, of het morele adagium om een soort niet uit te laten sterven, maar ook om de betekenis van een spannende, rijke leefomgeving voor mensen. Dat betekent dat de natuur op allerlei schaalniveaus in ruimte en tijd bereikbaar moet blijven: in de dagelijkse leefomgeving, eens per jaar wat verder weg op vakantie, en misschien een paar keer in een leven aan de andere kant van de wereld. Dit is misschien in een aantal opzichten een luxe westers perspectief, maar het onderstreept wel de betekenis van afwisselende natuur in de leefomgeving van alle mensen, ook van de armen. Eén natuurgebied ver weg is niet voldoende. Natuur heeft niet alleen een museale functie. Een genenbank op Groenland is geen antwoord op de behoefte aan natuur in het dagelijks leven. Ten slotte verbaast Haring zich over het feit dat we iets dat zich aan onze invloed onttrekt belangrijk vinden. Hij loopt daarmee nét langs de schat. We vinden natuur juist zo belangrijk is omdat we niet doorlopend onszelf in de spiegel willen zien. De natuur moet ons blijven verrassen. Een verrassingsvrije leefomgeving heeft veel van een gevangenis. Dat het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ zo’n succes is geworden, heeft te maken met het feit dat het aansluit op onze intuïtie en onze morele impuls inzake het belang dat volgende generaties dezelfde mogelijkheden hebben als wij. Het motto van een publieksorganisatie als het Wereldnatuurfonds – Geef de aarde door – sluit daar op aan. In de praktijk is de uitdaging er vaak niet zozeer een van principes maar van verdeling. Het concept ‘duurzame ontwikkeling’ 137 Pagina 69
Pagina 71Scoor meer met een online shop in uw tijdschriften. Velen gingen u voor en publiceerden uitgaven online.
546 Lees publicatie 216Home