een noodzakelijke aanvulling om achteruitgang te voorkomen. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw beperkte natuurbescherming zich tot het beschermen van aanwezige soorten en systemen. Sinds die tijd is onze kijk op natuur onomkeerbaar veranderd en heeft het natuurbeheer zijn onschuld verloren. We zien nu dat er te kiezen valt en gekozen moet worden. Behoud is niet de enige weg; er zit een voluntaristisch element in het natuurbeheer. Sinds de laatste ijstijd heeft de natuur zich doorlopend ontwikkeld en was de mens in alle fasen van grote invloed. Het zou naïef zijn één bepaalde fase uit het verleden als referentie te nemen. Dan zouden de inzichten van natuurontwikkelaars niet toekomstgericht zijn, maar conservatief. Het gaat echter niet om het terugbrengen van historische situaties, maar om duurzame systemen die met een zekere autonomie verder kunnen. Tegen deze achtergrond groeide de laatste jaren de aandacht voor het begrip ‘wildernis’. ‘Wildernis’ verwijst naar situaties waar de hand van de mens minder dominant is. Veel natuurbeheerders kijken met verlangen uit naar een natuur met een zekere autonomie en verrassing: een krachtige natuur mét een plaats voor de mens, in plaats van een museale en kwetsbare natuur die zo lang de enige mogelijke optie leek. Voor de meeste natuurbeheerders is de steven op dit punt definitief gewend. Ze verlangen naar Serendip: een land waarvan we niet weten hoe het eruitziet, niet zeker weten waar het ligt, en niet eens zeker weten of het wel bestaat. Er is een verlangen wakker gekust dat zich niet meer in slaap laat sussen. De natuur van de vorige eeuw was overwegend uiterst kunstmatig. Grotere dieren met een essentiële betekenis voor het functioneren van rijke en diverse systemen ontbraken. De natuur was bovendien volkomen afhankelijk van dagelijks beheer door mensen. Dat neemt niet weg dat er door het intensieve beheer een 132 133 grote diversiteit van vooral vegetatie ontstond. Die hoeven we niet overboord te gooien, maar het is ook niet voldoende om die te beschermen. Natuurgebieden die tot in lengte van jaren intensief moeten worden beheerd om de biodiversiteit die ze in de vorige eeuw hadden te bewaren, lijkt immers kostbaar en niet erg duurzaam. Met de Copernicaanse wending in het natuurbeheer is een onomkeerbare stap gezet in het denken over het natuurbeheer. We staan pas aan het begin van het vorm geven aan de gevolgen daarvan. Ook de natuur van de toekomst zal van ons afhankelijk zijn, maar dan vooral van ons besluit om terughoudend te zijn en haar de ruimte te geven. Daarbij gaat het om afwegingen en ruimtelijke samenhangen die eerder om een Europese dan om een Nederlandse schaal vragen. Pagina 67

Pagina 69

Heeft u een presentatie, pageflip of internet boeken? Gebruik Online Touch: vaktijdschrift naar een digitale publicatie converteren.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication