om omdat men nu zag dat de interessante vegetatie verdween onder de opslag van struiken en bomen die tot dan door de konijnen waren opgegeten.” Al die grote natuurkenners leken de vegetatie vooral esthetisch te benaderen en legden nauwelijks een relatie met natuurlijke processen of ecosystemen. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op een wezenlijke verandering in het denken die hierbij een rol heeft gespeeld. Inmiddels is onder ecologen de gedachte gemeengoed dat er ruimte zou moeten zijn voor veel meer typen grazers, roofdieren, aaseters en andere uitgeroeide soorten. Alleen zo zijn natuurgebieden natuurlijker en completer te maken. Sommige mensen vinden dat de betreffende dieren uit zichzelf zouden moeten komen: een eigenaardig criterium als je bedenkt dat ze meestal ook niet uit zichzelf zijn verdwenen. In de decennia van landinrichting is het landschap goeddeels op de schop gegaan. In de loop van de tijd werd er wat meer aandacht gegeven aan de andere functies die het landelijk gebied moest vervullen. Zo werd er ook geïnvesteerd in nieuwe landschappelijke elementen. Tienduizenden kilometers onverharde verbindingen werden opgeruimd. Fietsers en voetgangers hadden daarom in Nederland nauwelijks meer de mogelijkheid om gebruik te maken van het recht op overpad zoals dat in andere landen bestaat, en moesten gebruik maken van hoofdverbindingen. Op de steeds drukkere plattelandswegen vielen dan ook veel verkeersdoden. Om de groeiende stedelijke bevolking ruimte te bieden, werden er in de jaren zestig en zeventig speciale recreatiegebieden aangelegd. In de jaren tachtig en negentig worden natuurgebieden meer ingericht voor recreatief medegebruik. In de jaren negentig ont124 staan pleidooien om meer aandacht te geven aan ‘mensenwensen’. Natuurgebieden bij de stad worden belangrijker omdat veel groen de stad uit is gedrukt en het agrarisch gebied nauwelijks meer toegankelijk is voor de stedeling. Het inzicht wordt algemener dat natuur in de leefomgeving van mensen belangrijk is en dat mensen hun ‘Discovery-natuur’ ook in eigen land willen zien. Successen met natuurontwikkeling bij Nijmegen en Arnhem laten zien dat stad en natuur heel succesvol samen kunnen gaan. Het laatste decennium krijgt de klimaatverandering meer invloed op het denken over de inrichting van Nederland. Ook ontstaan gedachten over nieuwe vormen van meekoppeling en natuurwaardering. Voor klimaatadaptatie en veiligheid ontstaan ideeën over meebewegen met de natuur. Ook de schalen rekken op. De ruimtelijke schaal van natuurbescherming wordt groter. De claims voor natuur, productie van voedsel en de productie van biobrandstof concurreren direct om de beschikbare ruimte. De tijdschalen waarmee natuurbescherming wordt geconfronteerd, rekken ook op. Niet alleen moet er een strategie bedacht worden voor de omgang met de demografische flessenhals, ook de klimaatverandering plaatst de vragen in een veel langer perspectief. Als je de tijdschalen maar groot genoeg neemt, kun je iedere verandering relativeren. Kroonenberg (2009) doet dat door het klimaatprobleem in een geologische tijdschaal te zetten. In zo’n perspectief zijn wisselingen van klimaat een frequent verschijnsel dat ook los van menselijke invloeden voorkomt. Het gaat echter niet om de vraag of klimaatverandering een natuurlijk proces is, maar om de gevolgen en de vraag of we er iets aan moeten doen. Dat klimaatverandering van alle tijden is, biedt geen enkele troost aan de bewoners van delta’s die nu hun leefgebieden zien onder125 Pagina 63
Pagina 65Interactieve online vakblad, deze vaktijdschrift of presentatie is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het van papier naar online converteren van ejaarverslagen.
546 Lees publicatie 216Home