wel cultureel (en natuurlijk financieel) geïnspireerd. In Zeeland roept het onder water zetten van een polder ten behoeve van natuur die elders verloren gaat, heftige emoties op, terwijl het verdwijnen van agrarisch gebied onder bedrijventerrein algemeen wordt geaccepteerd. Wellicht is de oorspronkelijk bijbelse tekst over de morele plichten ten aanzien van gedomesticeerde dieren ook de verklaring dat christelijke kamerleden zich niet storen aan jacht, maar wel aan het sterven van grazers in de Oostvaardersplassen die niet echt wild zijn maar ook niet echt gedomesticeerd. Die spagaat is niet alleen aan christelijke partijen voorbehouden. Als samenleving staan we een manier van omgaan met dieren in de bio-industrie toe waarvoor je gearresteerd zou worden als je zo met je huisdieren om ging. Bij de slacht van dieren staan religieuze gebruiken die ooit wellicht bijdroegen aan een respectvolle omgang met dieren nu verbetering in de weg omdat ze naar de letter worden geïnterpreteerd in plaats van naar de geest. De eeuwen die volgen op de zeventiende eeuw gaan, in het voetspoor van de Verlichting, christelijke denkers de natuur steeds nuchterder zien: weliswaar is die door God geschapen, maar zij is aan de mens gegeven om te onderzoeken en te onderwerpen. De scheiding tussen geest en materie wordt scherper. Dieren worden zelfs als gevoelloze objecten gezien. In de negentiende eeuw komt er een tegenbeweging op. De romantici gaan de natuur verheerlijken als inspiratiebron voor een authentiek leven, als verloren paradijs en als manifestatie van het goddelijke. Christenen als de filosoof Emerson en de schilder Caspar David Friedrich zijn daar voorbeelden van. Emerson gaf in Nature (1836) blijk van een grote liefde voor de natuur en legde de nadruk op een persoonlijke intuitieve verkenning van de relatie met God en natuur. Friedrich plaatste eenzame reizigers in een groots landschap met christelijke symbolen. Toch is er geen eenduidige liefde voor de natuur 116 in de negentiende eeuw. Zo is bekend dat reizigers in de negentiende eeuw als zij in hun koets door de Alpen reden, de gordijnen sloten omdat de natuur daar stond voor het tegendeel van beschaving − voor goddeloosheid, voor chaos, voor het kwaad. Het concept van rentmeesterschap is van relatief recente oorsprong en onderdeel van een amalgaam van reformatie en Verlichting, arbeidsethos en vooruitgangsgeloof. De christelijke cultuur van omgang met de natuur en christelijke opvattingen over de verantwoordelijkheid van de mens zijn dus niet in beton gegoten, maar bewegen mee met de grote lijnen in de ontwikkeling van het denken in de samenleving. Een bijzonder aspect dat samenhangt met de abrahamistische religies is het geloof in een eindtijd, een apocalyps. Zowel in de islam als onder fundamentalistische christenen speelt dit een belangrijke rol. Als je verwacht dat grote verwoestingen de komst van God aankondigen, dan hebben rampen een speciaal soort aantrekkelijkheid. De overpeinzingen van Darwin en Marx dat het leven juist waarde heeft omdat het eenmalig is, zijn aan christenen die het leven slechts als entree naar een eeuwig leven zien, niet besteed. Thoreau zei al: “Atheism may comparatively be popular with God himself.” 117 Pagina 59

Pagina 61

Scoor meer met een webwinkel in uw edities. Velen gingen u voor en publiceerden maandbladen online.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication