mensen raken ons vrijwel allemaal met hun schoonheid. De Ilias, het oudste verhalende boek in de Europese geschiedenis, gaat over een oorlog om schoonheid. Eer en roem spelen een belangrijke rol, maar de aanleiding is een mooie vrouw. Vrouwen gebruikten ook toen al cosmetica om zichzelf mooier te maken. Het woord ‘cosmetica; is afgeleid van het woord ‘kosmos’ − het heelal of de wereld. Voor de Grieken was schoonheid niet voorbehouden aan vrouwen, maar had ook betrekking op het heelal, op de wereld om ons heen. Het lijkt evident dat seksuele voorkeur de verklaring moet zijn, en dat heeft weer te maken met schoonheid. Mensen kiezen partners die op hen lijken. Hij legt ook een relatie met kunst. Zoals de paradijsvogel met een kunstzinnig nest vrouwtjes lokt, zo zouden bij mensen kustzinnige uitingen ook bijdragen aan het voortplantingssucces. Zo drijft ons gevoel voor schoonheid ons krachtig voort. Van kleding wordt wel gezegd dat die is ontwikkeld om te beschutten, maar volgens veel antropologen is ze zeker zo belangrijk als middel om te versieren en te onderscheiden. Dat geldt voor gematigde streken, maar zelfs voor koude. Uit de beschrijvingen van Darwin van Indianen op Vuurland3 en uit de verhalen van Herman Melville in Moby Dick (1851) blijkt dat mensen die zijn opgegroeid in koude klimaten, die kou veel beter kunnen verdragen dan mensen die zijn opgegroeid in gematigde streken. Waar Darwins reisgenoten zaten te kleumen bij een vuurtje, liep bij de Indianen het zweet over hun lichaam. In de literatuur over humane evolutionaire esthetiek komt naast de fysieke schoonheid van mensen ook onze voorkeur voor 3 In Darwin, De reis van de Beagle. 60 bepaalde landschappen vaak aan de orde. Volgens veel auteurs zou er sprake zijn van een universele voorkeur voor halfopen, parkachtige landschappen met water. Bovendien hebben mensen dan de voorkeur om vanaf enige hoogte een goed overzicht te hebben. Het is verrassend hoe deze esthetiek spoort met pragmatische overwegingen met betrekking tot water, voedsel en veiligheid. Dit sluit goed aan bij de pragmatische blik van evolutionair biologen als Thornhill4 : schoonheid is de belofte van functionaliteit. In de filosofie speelde schoonheid vanaf het begin een grote rol. Volgens Plato is schoonheid niet zozeer iets wat we nastreven omwille van zichzelf, maar geeft ze een toegang tot het goede: liefde en schoonheid als paden naar wijsheid. Plato’s concept van schoonheid was abstract; schoonheid toonde zich slechts in ordening, in het eeuwige. Schama5 merkt op dat het aristotelische concept van schoonheid daar diametraal tegenover staat. In de esthetica van Aristoteles, die hij vooral in zijn Poëtica uiteenzet, is het de enorme diversiteit van de wereld die de schoonheid van de wereld illustreert. Zijn zoölogie gaat over de mogelijkheid van het toeval, over ontdekkingen die weer een nieuw licht werpen op allerlei andere gebeurtenissen. Die verschillende oriëntatie van schoonheid als orde en schoonheid als diversiteit vinden we ook in de recentere geschiedenis terug. Als Stephen Gould het verschil tussen Newton en Darwin bespreekt, doet dat denken aan het verschil tussen Plato en Aristoteles: “Darwin zegt dat de evolutionaire visie op het leven groots is omdat hij zo breed is. Dat is een steek onder water naar Isaac 4 Thornhill in Darwinian aesthetics. 5 Zie interview met Schama in Kayzer, Het boek van de schoonheid en de troost 61 Pagina 31
Pagina 33Heeft u een onderwijs catalogus, paperator of digitale maandbladen? Gebruik Online Touch: drukwerk online bladerbaar publiceren.
546 Lees publicatie 216Home