functies en steeds minder ruimte voor verwevenheid: intensieve verstedelijking, intensieve landbouw en natuur in natuurgebieden. Inzoomende op de Nederlandse situatie zie je die scheiding ook hier. De afgelopen decennia leverde de aankoop van natuurgebied voor de EHS een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de natuur. De verbetering van de milieukwaliteit speelde een grote rol. Ook de verbeterde algemene attitude heeft bijgedragen. In mijn jeugd hingen de geschoten roofvogels als vogelverschrikkers aan een touwtje op de akkers en lagen er gifeieren in de natuurgebieden om alles wat geen jachtwild was te vergiftigen. Nog altijd zijn er eierverzamelaars die nesten van zeldzame vogels uithalen, en in Noord-Nederland schijnen jagers nog door nesten van roofvogels te schieten, maar dit beeld is niet meer algemeen. De grote onverwachte bijdragen kwamen uit vormen van meekoppeling. De noodzaak om het rivierbed te verruimen en de optie van kleiwinning bijvoorbeeld maakten natuurontwikkeling in uiterwaarden mogelijk. De noodzaak om overloopgebieden te realiseren bood perspectief voor natuurontwikkeling in de Biesbosch. Het kunstmatige schiereiland de Zandmotor werd aangelegd als kustverdediging, maar heeft ook enorme potenties voor de natuur. Een ook de maatregelen voor klimaatbuffers hebben onverwachte positieve effecten, bijvoorbeeld op de biodiversiteit in de steden. De modernistische planning met accent op functiescheiding en het beheersen van de natuur met technische middelen, ligt deels achter ons. Er is meer aandacht voor het meebewegen met natuurlijke processen en er zijn, bijvoorbeeld bij stedenbouw en waterberging, nieuwe mogelijkheden voor meekoppeling. In de jaren tachtig stelde de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid dat het succes van de ruimtelijke ordening te 260 danken was aan meekoppelende belangen tussen stedenbouw en landbouw. In feite bestond het meekoppelend belang eruit dat landbouw en stad met de rug naar elkaar toe stonden. Voor de stedenbouw was enige compactheid van belang om draagvlak voor voorzieningen te hebben; voor de landbouw was het van belang dat de grond beschikbaar bleef en er geen versnippering optrad. De overheid regisseerde de stedenbouw en de inrichting van het landelijk gebied. Die situatie is nu al jaren anders. Landinrichting als systematische activiteit is opgehouden en de stedenbouw is veel decentraler. Ruimtelijke ontwikkelingen moesten steeds meer worden betaald uit de winst die kon worden geboekt op de omzetting van landbouwgrond in bouwgrond. Om diverse redenen is deze wijze van financieren nu aan zijn eind aan het komen. De bouw stagneert, prijzen van woningen lopen terug, boeren proberen zelf de winst van de waardestijging binnen te halen. Er is dus weinig ruimte meer voor projectontwikkelaars en overheden om met het grondbedrijf winst te boeken die ruimtelijke ontwikkeling ten goede kan komen. De rol van landbouw als natuurbeheerder wordt steeds kleiner, zoals eerder beschreven in Deel 2. Sinds het begin van de landbouw is deze gericht geweest op het terugdringen van concurrenten. Dat begint nu eindelijk te lukken: de biodiversiteit op de percelen komt in de buurt van één. Deze ontwikkeling lijkt logisch en onvermijdelijk, en we moeten voorkomen om te meten met twee maten: in mondiale markten concurreren en een arcadisch boerenleven verwachten is niet realistisch. In Nature (2011) geeft Jason Clay aan dat landbouw de grootste bedreiging van de biodiversiteit op aarde is. Om de negatieve effecten te beperken, zou de strategie moeten zijn gericht op het verhogen van de productie per hectare. Dat kan door efficiëntere 261 Pagina 131
Pagina 133Heeft u een onderwijs magazine, onlinekat of digitale archief? Gebruik Online Touch: brochure online maken.
546 Lees publicatie 216Home