De initiatienemer van Stichting Nederlands Cultuurlandschap, Jaap Dirkmaat, verdient alle lof. Maar zijn tuin geeft goed weer hoe er in de samenleving blijkbaar over landschap wordt gedacht: overal tuinkabouters. In zijn achtertuin heeft hij elementen uit het Nederlands cultuurlandschap nagebouwd als ware het de Efteling. Dat landschap zal echter nooit meer werkelijkheid worden. Het landschap van de eenentwintigste eeuw zal in een groot deel van Nederland geen toegankelijk en geen aantrekkelijk agrarisch cultuurlandschap zijn. Het agrarisch landschap is een groen industrieterrein geworden: verboden toegang. De ruimte voor een wandeling, de ruimte voor kinderen om echt te kunnen spelen in plaats van een ruk aan een wipkip te geven, is beter en gemakkelijker te realiseren als we er vrij toegankelijk natuurgebied, een publieke ruimte, van maken. Denk aan de nieuwe wildernissen langs de grote rivieren bij Nijmegen en Arnhem die tot aan de stadsrand reiken. Een stevig publiek groen casco, toegankelijk voor wandelaars en fietsers, biedt meer gebruiksmogelijkheden, meer ruimte voor natuur, en is een stevigere drager van het landschap dan een houtwal tussen twee percelen. Als het casco en de nieuwe wildernissen goed worden vormgegeven, is het een voortzetting van onze culturele omgang met onze leefomgeving met eigentijdse middelen. Als er één ding is dat ik heb geleerd van mijn wildernisweken, dan is het wel dat er een wezenlijk verschil is tussen een ommetje, een lange wandeling en een meerdaagse trektocht. Een ommetje maken op een plek die interessant is omdat die iedere dag weer anders is, kan je op bijzondere wijze met die plek verbinden. Ook hier is kwaliteit natuurlijk in the eye of the beholder: wie er oog voor heeft, ziet iedere dag iets nieuws. Het is niet alleen the eye maar ook the knowledge: veel weten is veel zien, maar veel zien leidt ook tot veel weten. 254 Toen ik in het vroege voorjaar in de Biesbosch verbleef, liep ik twee of drie keer per dag een rondje om de polder. Omdat de wereld die week zo snel veranderde, was dat een waar feest: de vogels arriveerden uit het zuiden, planten liepen uit, iedere dag werd het groener. De dagen zelf waren ook erg verschillend: de ene dag heiig, de andere dag helder, een andere dag stortbuien. De momenten op de dag verschilden ook sterk. De ochtendsfeer is anders dan de avondsfeer: andere vogels zingen, en vogels zingen anders. In de Weerribben was het rondje om het dorp op een andere manier bijzonder. In de avondschemering, dunne nevel als een deken over de huizen met gele lichtjes. Het dorp krijgt zijn intimiteit door de omhulling van de natuur. En dan die mysterieuze balts van de watersnip boven de weilandjes rond het dorp. Er is inderdaad een leven aan de achterkant met een eigen dynamiek. Daar lijken dorp en natuur verzoend. Op Griend was het midden in de winter en was de wereld helemaal verstild. Een eilandje van een paar honderd meter lang en breed. Drie keer per dag liep ik het rond. Iedere keer hetzelfde, maar met een fantastische dynamiek door eb en vloed, door opvriezen en ontdooien, door de sneeuwval en de wind die sneeuw wegblaast, door de vogels die op al die veranderingen reageren. Ik zou iedereen een week op Griend gunnen. Een nachtwandeling waarin je alleen het kraken van de bevroren sneeuw onder je schoenen hoort en de duizenden wulpen ergens in het donker. Een slechtvalk op een paaltje in een besneeuwde vlakte. Alleen met een zonsondergang die de koude witte wereld in een warme rode gloed zet. De verbijsterende schoonheid van een pijlstaart in die onverschillige wereld. IJskristallen. Een stervende kanoet. Een gillende waterral in de schemering. Op je rug liggen op het bevroren wad, alles grijs, de sneeuw stuift langs. Prachtig. En juist in de herhaling van de wandeling komt de schoonheid tot haar recht, ontstaat verbinding, ontmoeting. 255 Pagina 128
Pagina 130Interactieve e-nieuwsbrief, deze uitgave of boek is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal uitgeven van online handleidingen.
546 Lees publicatie 216Home