vanaf de negentiende eeuw arbeidskracht aantrok. Dat bracht aanvankelijk echter geen lichter lot. Van der Woud (2010) laat zien dat er eerder sprake was van een vlucht van het platteland dan van goede vooruitzichten in de stad. Een tweede manier om aan de armoede te ontsnappen, was de inzet van slaven en horigen, en later van knechten. Tot ver in de twintigste eeuw maakte op veel plaatsen in Europa de inzet van knechten en seizoenarbeiders het voor enkele boeren mogelijk rijk te leven. Wie rijk was in de landbouw, was dat door inzet van armen. De grote doorbraak kwam met de moderne technologie. Mechanisatie, grootschalig transport, bestrijdingsmidden en kunstmest veranderden het platteland: vanaf de negentiende eeuw tot op de dag van vandaag neemt de productiviteit van werknemers in de landbouw nog snel toe. Eeuwenlange tradities om ongeveer op dezelfde manier met het land en de natuur om te gaan, verdwenen. Land werd een commodity als alle anderen. Boer zijn is een paar weken per jaar met enorme machines over het land rijden en verder boekhouden.3 Inmiddels heeft de mensheid nog verder afscheid genomen van haar betrokkenheid bij de productie van voedsel. Mensen zijn stedelijke wezens geworden. Het grootste deel van de mensheid woont in steden en zal nooit meer zijn eigen voedsel produceren. Het is niet anders: onze welvaart en onze vrije tijd zijn te danken aan de technologie in de landbouw. Dankzij kunstmest en mechanisatie produceren enkele procenten van de bevolking het voedsel voor de hele bevolking. Daarmee zijn we bevrijd uit een landbouw die zwaar en armoedig was, maar toch blijft een paradoxaal ver3 Opmerking van Marjoleine de Vos tijdens onze wandeling door het Groningse land in het kader van Expeditie Wildernis. 210 langen naar een Arcadië dat nooit heeft bestaan. Voedsel verbouwen heeft in de vele glossys de suggestie van een terugkeer een harmonisch boerenbestaan, maar dat bestaan is er nooit geweest. Welvarende gezinsbedrijven hebben in Europa alleen de laatste halve eeuw hier en daar bestaan, en staan al weer op het punt te verdwijnen. Voedsel wordt nu afgezet op mondiale markten en de internationale concurrentie jaagt de schaal van de productie verder op. De agrarische geschiedenis ligt achter ons; voedselproductie is een industriële activiteit geworden, zoals we al eerder lieten zien. Het dagelijks eten van de stedeling herinnert nauwelijks meer aan natuur, en zelfs niet aan planten of dieren. Bekend zijn de verhalen over kinderen die het gek vinden dat melk uit een koe komt, en over consumenten die liever geen vleesproducten kopen die nog aan het dier herinneren: liever gehakt dan tong, liever filet dan een kip. Onlangs hoorde ik van een bevriend bosbouwer die veel met zijn (klein)kinderen in de natuur verkeert, dat zijn kleindochter verbaasd uitriep ‘Hé, er zit een plantje aan die aardbei’. Blijkbaar had ze tot dan toe gedacht dat aardbeien een soort snoepjes waren. Ook de culturele dimensie van voedsel is enorm veranderd. De eetcultuur schiep van oudsher tegelijkertijd band en afstand. Een band met bepaalde soorten voedsel die cultureel de voorkeur hadden, al dan niet onder religieuze vlag. Een band met gezinsleden en vrienden omdat gezamenlijke maaltijden een belangrijk moment waren om banden te bevestigen en te verstevigen. In het dagelijks leven waren religieuze momenten en maaltijden dé momenten van traditie en gemeenschapszin. De eetcultuur schiep echter ook afstand: tot andere culturen, maar in het Westen vooral tot het voedsel zelf. Tot voor kort was eten met de hand in veel culturen nog dominant, en niet bij gebrek 211 Pagina 106
Pagina 108Scoor meer met een webshop in uw kranten. Velen gingen u voor en publiceerden spaarprogramma online.
546 Lees publicatie 216Home