4.4 Een richtlijn voor handelen Het blijkt dat natuur wel kan fungeren als consumptiegoed maar dat het niet door iedereen op prijs wordt gesteld. In het aangehaalde fragment uit Van den Bergs essay staat, bijna terloops: ‘een derde van de bevolking brengt nooit een bezoek aan bos, hei, polderlandschap en meren. Dat percentage is nog groter als het gaat om beschermde natuurgebieden. Twee derde van de bevolking komt nooit in dergelijke gebieden.’ Dit betekent niet dat zij niets om natuur geven, of daar per se bang voor zijn. Er kunnen praktische redenen zijn - geen tijd, geen gelegenheid, aan huis gebonden, etc. - om natuurgebieden te mijden. Of men geeft de voorkeur aan gedomesticeerde natuur: de tuin, het stadspark, huisdieren. Belangrijk is wel de enorme verscheidenheid in het motief natuur als consumptiegoed in het achterhoofd te houden. Juist diegenen die zich het intensiefst bezighouden met natuurbeleid en natuuronderzoek lopen het gevaar de eigen houding jegens natuur als normgevend aan te nemen. Het gevaar is dat beleid wordt ontwikkeld dat aan de behoefte tegemoet komt van een - weliswaar gepassioneerde - minderheid, maar dat niet op brede publieke, en ten slotte ook politieke steun kan rekenen. Die variatie die verscholen ligt achter natuur als consumptiegoed maakt het moeilijk hier generalistisch overheidsbeleid op te voeren. Wat de één als topnatuur ziet is voor de ander een enge wildernis, en wat voor de één maar een tam, aangeharkt stukje pseudo-natuur is geldt voor de ander als ideale plek ‘om op te gaan in een andere wereld’. Om tegemoet te komen aan zo’n diversiteit in wensen hebben we voor andere consumptiegoederen de markt uitgevonden. Ongeacht de diversiteit en de grilligheid van private voorkeuren brengt deze - idealiter - via de invisible hand van Adam Smith vraag en aanbod bij elkaar. Waarbij een overheid zich niet het hoofd hoeft te breken wat mensen precies willen, en tegen welke prijs. Zij hoeft er slechts voor te zorgen dat markten functioneren. Het probleem is nu dat het consumptiegoed natuur vaak een collectief karakter heeft. Men kan moeilijk gebruikers uitsluiten en het gebruik door de één hoeft niet per se ten koste gaan van het gebruik door een ander, zoals bij een boterham. Traditioneel wordt in zo’n situatie een beroep gedaan op de overheid, of een ander collectief, om dit marktfalen te verhelpen. Voor algemeen gevoelde behoeften, zoals brandweer, onderwijs, basisgezondheidszorg, nationale defensie, bescherming tegen het water, wordt de rijksoverheid hierop aangesproken. Waarbij de feitelijke uitvoering al dan niet gedecentraliseerd is. Gezien de verscheidenheid van natuur als consumptiegoed werkt dit model daar niet goed. In praktische zin kan het motief natuur als consumptiegoed het beste worden vormgegeven vanuit de meest decentrale collectiviteit: de gemeente of zelfs op deelraad-, wijk- of buurtniveau. De collectiviteit hoeft niet per se een overheid te zijn. Op het gebied van natuur en landschap is in Nederland een indrukwekkende non-gouvernementele bestuurlijke infrastructuur opgebouwd. Zo zijn er de grote terreinbeherende organisaties, maar voor natuur als consumptiegoed zijn ook 39 Pagina 46

Pagina 48

Voor tijdschriften, online archief en brochures zie het Online Touch content management system systeem. Met de mogelijkheid voor een webshop in uw verenigingsbladen.

538 Lees publicatie 209Home


You need flash player to view this online publication