2. Historische malegenootschappen 9 2.1 Opkomst en ondergang Uiterlijk in de 13de eeuw zijn in Nederland de eerste marke- en malegenootschappen ontstaan. Ze hebben zich naar alle waarschijnlijkheid ontwikkeld vanuit de al bestaande gemeenschappen die gezamenlijk gebruik maakten van gronden en bossen die zich rondom hun dorpen bevonden. Deze ontwikkeling werd waarschijnlijk veroorzaakt door bedreigingen van buitenaf, maar ook door ontwikkelingen binnen de gemeenschappen zelf. De druk op de gronden en bossen die in bezit waren bij plaatselijke gemeenschappen nam door bevolkingstoename steeds verder toe. Dit leidde tot ontbossing, maar ook tot grote druk op de beweiding van de woeste gronden. De plaatselijke gemeenschappen besloten zich daarom te organiseren en zich op die manier te wapenen tegen de bedreigingen. Daarmee ontstonden de eerste marken en malen. De termen ‘marke’ en ‘male’ werden voornamelijk in Utrecht en Gelderland gebruikt. In Drenthe en Overijssel worden dezelfde organisatievormen ‘buurtschappen’ en de geërfden ‘buren’ genoemd. Ten zuiden van de grote rivieren werd het begrip ‘gemeynten’ gebruikt als omschrijving voor het zich aaneensluiten van verschillende nederzettingen. De term ‘male’ werd gebruikt voor een marke die voornamelijk uit bos bestond. De marke- en malegenootschappen hebben vele eeuwen gefunctioneerd. Afhankelijk van de standvastigheid van de geërfden met betrekking tot roofbouw, werden de bossen op een redelijk duurzame manier beheerd. De oudste bosgronden die we nu nog hebben in Nederland, zijn vrijwel zonder uitzondering malebossen geweest. Het tij keerde zich aan het einde van de 19e eeuw echter tegen de Pagina 18
Pagina 20Scoor meer met een webwinkel in uw presentaties. Velen gingen u voor en publiceerden reisgidsen online.
500 Lees publicatie 183Home