34 “WijkenvoorKinderen” thuis en welke partij kan de voortgang het beste borgen als InnovatieNetwerk na implementatie in één of meer dere wijken zich weer richt op andere, nieuwe zaken? Binnen de (deel) gemeente of wijkbeheer is de meest logische plaats, maar gaandeweg werd duidelijk dat ook woningcorporaties, welzijnsorganisaties, scholen en actieve burgers met invloed in de wijk een mogelijkheid zijn om het concept te beleggen. Beter actief en met enthousiasme door één of enkele partijen gedragen dan slechts via opdracht van hogerhand. De brede school leent zich ook voor deze taak omdat deze zich toch al focust op het welzijn van kinderen en de partijen die daarbij betrokken zijn. Maar het kan ook een centrale functionaris of afdeling binnen de gemeente zijn die zich richt op kinderen en open bare ruimte. In alle drie de pilotwijken is een andere keuze gemaakt voor samenwerking of eigen initiatief, afhankelijk van de lokale situa tie en positie en motivatie van partijen. In Stedenwijk-Noord is het een actieve groep van bewoners, in de Landlustbuurt een projectleider van de gemeente en een bredeschoolcoördinator, en in de Gulden Winckelbuurt de buurtcoördinator. Het is natuurlijk nog mooier als alle belangrijke partijen in de wijk zich gezamenlijk schriftelijk committeren aan de uitgangspunten van het concept en een gezamen lijk plan van aanpak maken en dat ook uitvoeren. Dat kan bijvoor beeld middels een convenant of wijkcontract. Ik kon en wilde daar niet op wachten, omdat ik dan op dit moment waarschijnlijk nog alleen aan het praten en overtuigen zou zijn i.p.v. het werken met en voor de kinderen. Ik sluit echter niet uit dat dit in de toekomst met meer positieve resultaten wel mogelijk is. Een van de uitgangspunten van het concept is dat de kinderen zo vrij mogelijk geobserveerd en bevraagd worden over hun huidige en gewenste buitenspel. Dat levert uitkomsten op die sterk afhankelijk zijn van de referentiebeelden die de kinderen hebben. Daarbij kan het zijn dat die referentiebeelden lang niet alle mogelijkheden van buiten spel dekken. Tijdens het traject probeer ik dan ook zo neutraal moge lijk mogelijkheden te schetsen door bijvoorbeeld een bezoek aan een kinderboerderij of een natuurspeelplaats. Of door via de website activi teiten van kinderen in andere wijken te laten zien. Als de kinderen meer mogelijkheden kennen, kunnen ze ook beter kiezen. Moet je alle participatiemoeite wel doen als je toch weet dat jongetjes willen voetballen en dat meisjes hun eigen ruimte willen? Ja, want het participatieproces geeft meer betrokkenheid en daarmee een lager risico op vandalisme. Ook kunnen er lokaal verrassende resultaten zijn of oplossingen worden bedacht door de kinderen. Met een intensief parti cipatieproces en het schetsen van buitenspeelmogelijkheden is verwach tingenmanagement essentieel. Praten over mogelijkheden en het uiten van wensen schept (niet alleen) bij kinderen verwachtingen. Vanaf het begin moet je dan ook duidelijk vanuit een zo ruim mogelijk kader van mogelijkheden en wenselijkheden met de kinderen in gesprek gaan en goed uitleggen wat wel en niet kan, en waartussen gekozen kan worden. Er zijn wensen die op een bepaalde locatie niet voorop kunnen staan. Bijvoorbeeld doordat met het faciliteren van een bepaalde activiteit andere – populairdere?! – activiteiten onmogelijk zouden worden. Of omdat er geen geld voor is. Of omdat die activiteit zeer dicht bij de door de kinderen gewenste locatie al mogelijk is. Het is zaak om steeds weer Pagina 41
Pagina 43Scoor meer met een online winkel in uw edities. Velen gingen u voor en publiceerden relatiemagazines online.
486 Lees publicatie 174Home