10 Van 179 kinderen waren beide ouders niet-Nederlands: 90 kinderen hadden Marokkaanse ouders, 28 kinderen hadden Turkse ouders, 23 kinderen hadden Surinaamse ouders, 15 kinderen hadden Afrikaanse ouders, 12 kinderen hadden Aziatische ouders, 5 kinderen hadden Antilliaanse ouders. Van 6 kinderen waren beide ouders van een andere komaf. Eén kind had een Marokkaanse vader en een Aziatische moeder, dit kind werd ingedeeld als zijnde Marokkaans. Eén kind had een Turkse vader en een Surinaamse moeder en werd ingedeeld als zijnde Turks. Indien slechts één ouder buitenlands was, werd het kind ingedeeld als zijnde Nederlands (29 kinderen). Marokkaanse en Turkse kinderen konden worden vergeleken met specifieke groeicurven voor hun etniciteit. Voor Aziatische kinderen waren alleen specifieke groeicurven voor LVL beschikbaar. Kinderen met ouders van andere etniciteiten werden vergeleken met Nederlandse groeicurven. Twee kinderen hadden het syndroom van Turner en konden worden vergeleken met specifieke groeicurven. Vijf kinderen hadden het syndroom van Noonan. Voor hen waren groeicurven voor LVL beschikbaar. Eén kind had Prader-Willi, waarvoor groeicurven beschikbaar waren voor GVLF en LVL. In totaal gebruikten 419 kinderen (65,3%) medicatie. 106 kinderen (16,5%) gebruikten steroïden, 25 kinderen (3,9%) gebruikten antibiotica en 15 kinderen (2,3%) gebruikten diuretica. Onder deze kinderen gebruikten 5 kinderen zowel steroïden als antibiotica, gebruikten 3 kinderen zowel steroïden als diuretica en gebruikten 2 kinderen zowel antibiotica als diuretica. Overige veelgebruikte medicatie waren onder andere symphaticomimetica, anti-epileptica, antistolling, prostaglandinesynthetase-remmers, insuline en methylfenidaat. Groeigegevens Gewicht, lengte en bovenarmomtrek werden gemeten bij respectievelijk 99,2%, 99,4% en 99,4% van de kinderen. Bij de overige kinderen werden metingen niet verricht om logistieke redenen: het kind kon niet staan of er was geen meetapparatuur aanwezig. De mediane standaard deviatiescores (SDS) voor gewicht voor leeftijd (GVLF), gewicht voor lengte (GVLN), lengte voor leeftijd (LVL) en bovenarmomtrek voor lengte (BVL) in de totale groep waren respectievelijk -0,25, 0,46, -0,61 en 0,20. Deze scores verschilden alle significant van 0 (GVLN, LVL, BVL p ⤠0,001; GVLF p ⤠0,05,) (zie Tabel 3). Er werd geen verschil aangetoond in mediane SDS voor GVLF, GVLN, LVL en BVL tussen jongens en meisjes. De SDS voor GVLN was bij 84 (13,1%) kinderen >2 SDS, waardoor bij deze kinderen kon worden gesproken van overgewicht. De mediane SDS voor GVLN was onder deze kinderen 2,4 SDS. Acute en chronische ondervoeding op basis van gewicht en lengte De prevalentie van acute en chronische ondervoeding was respectievelijk 3,0% en 13,8%. Onder deze kinderen was 0,8% zowel acuut als chronisch ondervoed, wat leidde tot een percentage ondervoeding in het algemeen van 16,0% (zie Tabel 3). De prevalentie van acute en chronische ondervoeding en van ondervoeding in het algemeen verschilde niet tussen jongens en meisjes ,en Pagina 15
Pagina 17Heeft u een spaarprogramma, page flip flash of internet artikelen? Gebruik Online Touch: folder bladerbaar maken.
460 Lees publicatie 153Home