o Spoelen van de leidingen. Frequent spoelen van het leidingnetwerk, mogelijk zelfs dagelijks. o Reinigen en desinfectie van het leidingnetwerk. Zowel tijdens leegstand als tijdens de aanwezigheid van de dieren de leidingen reinigen. o Toevoegingen. Kritisch zijn bij het gebruik van toevoegingen. ‘Baat het niet, dan schaadt het niet’ gaat niet altijd op bij een toevoeging aan drinkwater. Toevoegingen kunnen mogelijk een negatief effect hebben op de vertering en de darmflora van het dier. e) Kwaliteit klimaat Het stalklimaat wordt gevormd door de parameters temperatuur, luchtvochtigheid, de samenstelling van stalgassen (CO2, CO en NH3) en luchtsnelheid. Deze parameters kunnen tegenwoordig worden geregeld met een stalcomputer die deze parameters controleert en corrigeert, maar de mogelijkheden van deze stalcomputer worden in de praktijk niet altijd ten volle benut. Mogelijke oplossingsrichtingen in de beheersing van het stalklimaat kunnen zijn: o Juiste ventilatoren. De aanwezigheid van zowel kleine als grote ventilatoren om de hoeveelheid ventilatie nauwkeurig te kunnen regelen. o Correcte bandbreedte. Een correct ingestelde bandbreedte, zodat de ventilatie op tijd wordt aangepast aan de staltemperatuur. o Juiste P‐band. Verschuiving van de P‐band, zodat een plotselinge temperatuurwisseling buiten al effect heeft op de stalventilatie, ook al is de staltemperatuur nog niet optimaal. o Inlaatventielen. Het formaat van de inlaatventielen is van invloed op de luchtsnelheid, en daarmee op de regeling van het stalklimaat in het midden van de stal. o Plaats verwarming en koeling. Correct geplaatste verwarming en koeling zijn van belang om de temperatuur in de stal optimaal te houden. Het is aan te raden een verwarmingsbron te hebben die NIET de verbrandingsproducten (CO, CO2, water) in de stal blaast. o Monitoring. Monitoring van stalgassen en temperatuur ter controle van de kwaliteit. f) Kwaliteit hygiëne Een goede stalhygiëne is van belang om de overdracht van pathogenen zoveel mogelijk te beperken. Overdracht van deze pathogenen kan op twee manieren voorkomen. Ten eerste door verticale overdracht, bijvoorbeeld van moederdier op kuiken. Ten tweede door horizontale overdracht, die door externe factoren kan worden veroorzaakt, bijvoorbeeld vanuit het voer naar het dier, of door interne factoren, bijvoorbeeld door ongedierte als kevers of muizen of door materialen of machines. (mest van vorige rondes). Om deze interne overdracht zoveel mogelijk te beperken, zijn een goede reiniging en desinfectie van groot belang. Hier is in de praktijk onvoldoende aandacht voor. Mogelijke oplossingsrichtingen in het kader van hygiëne kunnen zijn: 11 Pagina 10

Pagina 12

Heeft u een uitgave, noviafacts of online folders? Gebruik Online Touch: club blad online publiceren.

443 Lees publicatie 137Home


You need flash player to view this online publication