STOWA 2010-10 nieuwe sanitatie westland De vrachten zware metalen in geel water zijn relatief laag, maar kunnen sterk verschillen. Essentiële sporenelementen als zink, koper, nikkel en chroom komen voor in voedsel of voedingssupplementen en worden met de urine uitgescheiden. Naast het gevolgde dieet is ook het materiaal van de afvoerleidingen van invloed. Door de hoge pH van urine en de hoge concentratie ammonium kunnen gegalvaniseerde of koperen leidingen gemakkelijk corroderen. Met name zink en koper kunnen hierdoor aan het gele water worden toegevoegd (Vinnerås 2002). Dit kan het grote verschil verklaren in de waarden voor verse en opgeslagen urine. Voor de overige zware metalen liggen de gevonden waarden redelijk in dezelfde orde van grootte. Urine zal om praktische redenen in veel gevallen eerst worden opgeslagen voordat het wordt behandeld of hergebruikt. Als gevolg van verdunning met spoelwater en hydrolyse van ureum zal de samenstelling van het gele water dan anders zijn. Ureum zal na hydrolyse grotendeels verdwenen zijn uit het opgeslagen urinemengsel. Door de hoge pH raakt de urine oplossing oververzadigd en slaan een aantal mineralen neer: struviet (MgNH4PO4•6H2O), calciumfosfaat (of hydroxyapatiet) (Ca5(PO4)3OH) en ook calciet (CaCO3) (Udert, Larsen et al. 2003d). Dit verklaart de lagere concentraties van calcium en magnesium in opgeslagen urine. Door de hoge pH zal ammoniak (NH3) vervluchtigen en deels uit de oplossing verdwijnen. Ziekteverwekkers in geel water Bij een gezond persoon is de urine in de blaas steriel. Na uitscheiding kan verse urine echter tot 10.000 bacteriën per milliliter bevatten (Höglund 2001). De kans op besmetting van geel water met fecale micro-organismen is klein (Jönsson, Stenström et al. 1997), maar niet geheel uitgesloten.1 Wanneer kleine kinderen het urinescheidende toilet gebruiken of wanneer een persoon diaree heeft, is er een reële kans dat urine in aanraking komt met ontlasting (Höglund, Stenström et al. 2002). In urine die enige tijd is opgeslagen zijn nauwelijks E.coli bacteriën aanwezig. Door Hoglund (1998) werd in 84% van de monsters minder dan 10 kolonie vormende eenheid (kve) / ml aangetroffen. Hoewel E.coli bacteriën door kruisbesmetting kunnen voorkomen in verse urine, sterven ze door het toxische milieu in opgeslagen urine snel af. Clostridia bacteriën komen daarentegen in veelvoud voor in opgeslagen urine waarbij concentraties variëren van 1 - 2000 kve/ml (Höglund, Stenström et al. 1998). Fecale streptokokken komen in nog grotere concentraties voor vergeleken met clostridia: 76% van de monsters hadden concentraties van 1000 kve/ml of meer en 16% van de monsters hadden zelfs concentraties van 10.000 kve / ml of meer (Höglund, Stenström et al. 1998). De populaties ziekteverwerkers zijn tijdens de opslag van urine niet stabiel (Höglund, Stenström et al. 1998; Höglund 2001; WHO 2006b). Sommige organismen sterven af (E.coli) en andere groeien (fecale streptokokken). Hierdoor kan een onder- of overschatting worden gemaakt van het risico. 1 Onderzoek naar vijftien verschillende opslagtanks met brongescheiden urine laat zien dat in 79% van de monsters kruisbesmetting met ontlasting niet kon worden aangetoond (Höglund, Stenström et al. 2002). Een methode om kruisbesmetting vast te stellen is geënt op aanwezigheid van fecale sterolen, waaronder coprostanol. Coprostanol is een molecuul dat vrijkomt bij de afbraak van cholesterol. De hoeveelheid coprostanol in de urine is een maat voor de concentratie van fecaliën in urine (Höglund, Stenström et al. 1998). 65 Pagina 75

Pagina 77

Scoor meer met een web winkel in uw uitgaves. Velen gingen u voor en publiceerden spaarprogramma online.

418 Lees publicatie 113Home


You need flash player to view this online publication