16 De NRLO was vooral sinds de jaren ’90 tamelijk uniek gepositioneerd: onafhankelijk, gefinancierd door de overheid, met en te midden van deelnemers uit diverse maatschappelijke geledingen. Deze intermediaire positie heeft de Raad de mogelijkheid gegeven om met adviezen, onderzoeksagenda’s en innovatieplannen te komen die gestoeld zijn op de inzichten en inschattingen van uiteenlopende partijen. Die dus ook draagvlak hebben én mogelijkheden bieden om verder te reiken dan de belangen, inzichten of inschattingen van één van de partijen. In 2000 is voor InnovatieNetwerk een zelfde positie gekozen: een aan LNV gelieerde, maar onafhankelijke positionering, temidden van de vierhoek overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelij ke organisaties. De aansturing vond dus niet primair vanuit LNV plaats, maar vanuit de vierhoek van partijen. Die vrije positie werd wenselijk geacht met het oog op een optimale taakuitvoering: opere rend tussen de partijen in. Zodat niet het belang van één van de partijen de overhand krijgt en dat optimaal gebruik gemaakt kan worden van de (verschillende) kennis en creativiteit van al die partijen. 2.2. Waarom grensverleggende vernieuwingen? Zoals hierboven aangegeven lag er een analyse van de NRLO die aangaf dat voor het oplossen van hardnekkige maatschappelijke problemen, systeeminnovaties noodzakelijk zouden zijn. Een analyse die later terugkwam in een studie over de praktijk van InnovatieNetwerk4. Die gaf aan dat deze maatschappelijke problemen juist door bestaande systemen worden bestendigd. Systemen die oorspronkelijk veel goeds gebracht hadden, maar waarvan op den duur duidelijk werd dat ze ook een aantal ongewilde en ongewenste consequenties met zich meebrachten. Een voorbeeld van zo’n systeem is het landbouwsysteem, opgekomen na de Tweede Wereldoorlog met de bedoeling om op een efficiënte wijze te zorgen voor voeding voor iedereen, met een goed inkomen voor boeren. Binnen dit landbouwsysteem waren kennisontwikkeling en toepassing van groot belang, ondersteund door onderwijs en beleid. Die factoren bepaalden het succes van het systeem. Maar het succes van dit systeem leverde uiteindelijk ook een aantal negatieve effecten op, zoals problemen van overschotten, milieuaantasting, problemen met dierenwelzijn etc. Andere voorbeelden zijn het systeem van de energievoorziening (grootschalig, centralistisch en voornamelijk gebaseerd op fossiele brandstoffen) en van het waterbeheer (gericht op waterkeren ten behoeve van ‘veiligheid’). Ook deze systemen hebben veel goeds gebracht, maar geven weinig ruimte voor alternatieve benaderingen, zoals een systeem voor energievoorziening op kleine en gedecentraliseerde schaal los van fossiele brandstoffen, of een nieuw waterbeheer dat water veel meer de ruimte geeft. 4 Grin, J. A. van Staveren (2007), Werken aan systeeminnovaties. Lessen uit de praktijk van InnovatieNetwerk. Van Gorcum. Pagina 27
Pagina 29Heeft u een magazine, turnpages of e-brochures? Gebruik Online Touch: vakblad converteren naar een digitale publicatie.
412 Lees publicatie 107Home