3. Methoden/vormen/ideeën om land op te hogen In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de methoden die in de interviews en de gevonden documenten worden genoemd om land op te hogen. In hoofdstuk 4 worden in de krachtenveldanalyse daadwerkelijke projecten/ onderzoeken weergegeven. 3.1 Natuurlijke wijze van oppolderen Laag Nederland is ontgonnen vanuit droge en vruchtbare plekjes op oeverwallen en stroomruggen. Dit waren plekken waar het Nederlandse land steeg door middel van zand en slib dat door zee en rivieren werd neergelegd. Nederlanders hadden er een neus voor. Soms werd de natuur een handje geholpen door sediment te vangen (kribben, beplanting). In de Zeeuwse delta zou je vanuit het oogpunt van veiligheid nieuwe polders moeten laten aanslibben en hoog opgeslibte polders weer in cultuur kunnen brengen. Dit zou kunnen in een roulerend systeem Dit betekent dat er uitgegaan moet worden van tijdelijke natuurwaarden. In de Westerschelde zijn de uitgangspunten nu het beste om met sediment of slibvangende systemen en vegetaties oppolderen te laten plaatsvinden (Natuurlijke klimaatbuffers, RH, 2007) Deze notie brengt een cruciaal verschil aan tussen de betekenissen van oppolderen en ‘ontpolderen’. In het rivierengebied is er vooral in de lage delen van de Lek en de Waal nog enige ruimte voor opslibbing van laaggelegen polders. In dit sterk verstedelijkte gebied vergt het grote ingrepen om polders die nu binnendijks liggen te laten opslibben door rivier water. Water moet blijven stromen en veiligheid moet gegarandeerd blijven. De lange duur in combinatie met hoge kosten maken het vanuti veiligheidsperspectief niet aantrekkelijk. Wel kan er een koppeling ontstaan met tijdelijke natuurwaarden van een opslibbend gebied waarbij er combinaties van doelen ontstaan. Ten slotte hebben we het veen. Lange tijd een ondoordringbaar gebied maar toch al weer 1000 jaar en soms nog veel langer in cultuurgebruik. Hoge veenkussens van vele meters boven NAP zijn langzaam ingezakt tot soms 3 meter onder NAP. Momenteel dalen veengebieden met enkele millimeters tot wel 2 centimeter per jaar. De gemiddelde daling ligt rond de halve tot één centimeter. Bij gangbare agrarische ontwatering en bij een extreem klimaatscenario (W+) is in 2125 in de helft van het groene hart het veen verdwenen (Alterra, 2008). De daling heeft te maken met waterpeilen. Hoe meer verdroging in de zomer plaatsvindt, hoe harder de bodemdaling gaat. En hoe meer vernatting plaats vindt des te minder is de bodemdaling. Veen kan groeien met naar schatting 1 cm per jaar. Aangezien dit afhankelijk is van natuurlijke processen, en levende organismen (veenmos) vergt het de nodige hydrologische condities: voldoende en voldoende schoon water in een natuurlijke dynamiek. Veengroei verdraagt zich niet met melkveehouderij. Een groei van 1 cm per jaar betekent dat verheffing van de veenweiden tot boven NAP een proces van enkele honderden jaren is. Er is nog relatief weinig bekend over de condities die nodig zijn om veengebieden grootschalig te laten groeien. Bijvoorbeeld: hoeveel veenschade er bij droogte ontstaat en hoe veengebieden dan nat gehouden kunnen worden, kan concreet worden onderzocht in het buitenland (bijv Letland) en ook in toekomstige Nederlandse Cases. 3.2 Kunstmatige wijze van oppolderen Ophogen van het land is een goede Nederlandse traditie. Al ten tijde van de Romeinen woonden Nederlanders op terpen. Terpen zijn vaak over langere perioden gemaakt, door stelselmatig ophogen van de eigen woonplek. Al met al zijn dit grote ingrepen in het landschap geweest. Nog altijd hebben we gebieden zoals in Kampen waar terpen in polders staan waar de dijkringen een veel lagere veiligheid garanderen dan gebruikelijk in Nederland. Van terpen bouwen heeft Nederland nooit spijt gehad. 7 Pagina 8
Pagina 10Scoor meer met een web winkel in uw relatiemagazines. Velen gingen u voor en publiceerden handleidingen online.
410 Lees publicatie 105Home