De evolutionaire basis van onze esthetische voorkeuren wordt gezocht in bepaalde landschappen waarin de eerste mensen succesvol waren in het vinden van voedsel en veilig waren voor roofdieren. Daarnaast was Darwin al geobsedeerd door de rol van esthetische voorkeuren bij partnerselectie. De wonderlijke naaktheid van de mens, al zo vroeg in de evolutie ontstaan, lijkt op het eerste gezicht een ernstige handicap. Vele jaren na The Origin of Species (1859) schreef Darwin The Descent of Man (1871), waarin hij een verklaring zocht voor het verschijnsel dat een eigenschap met zoveel nadelen, zich kon handhaven. Hij verklaarde dat met een tweede vorm van selectie: seksuele voorkeur. Die zorgt ervoor dat eigenschappen die mensen of dieren mooi vinden, zoals de relatieve onbehaardheid, snel worden versterkt via seksuele selectie. Die vorm van selectie, en niet de natuurlijke selectie, verklaart bijvoorbeeld, waarom er in zo korte tijd verschillen tussen volkeren in Europa konden ontstaan. Hoe is het anders te verklaren dat de stammen die uit het Midden-Oosten, Europa inkwamen, zich in een paar duizend jaar zo sterk van elkaar konden gaan onderscheiden als Scandinaviërs dat doen ten opzichte van Spanjaarden, of Ieren ten opzichte van Grieken. Diamond voegt daar nog een argument aan toe: de Scandinavische volken kwamen uit Zuid-Europa en bereikten dat gebied slechts 6000 jaar geleden. De donkere Tasmaniërs bereikten Tasmanië 10.000 jaar geleden en dat ligt even ver van de evenaar als Chicago. Natuurlijke selectie zou ze dan al veel lichter moeten hebben gemaakt. Het lijkt evident dat seksuele voorkeur de verklaring moet zijn, en dat heeft weer te maken met schoonheid. Mensen kiezen partners die op hen lijken. Hij legt ook een relatie met kunst. Zoals de paradijsvogel met een kunstzinnig nest vrouwtjes lokt, zo zouden bij mensen kustzinnige uitingen ook bijdragen aan het voortplantingssucces. Zo drijft ons gevoel voor schoonheid ons krachtig voort. 58 Van kleding wordt wel gezegd dat die is ontwikkeld om te beschutten, maar volgens veel antropologen is ze zeker zo belangrijk als middel om te versieren en te onderscheiden. Dat geldt voor gematigde streken, maar zelfs voor koude. Uit de beschrijvingen van Darwin van Indianen op Vuurland1 en uit de verhalen van Herman Melville in Moby Dick (1851) blijkt dat mensen die zijn opgegroeid in koude klimaten, die kou veel beter kunnen verdragen dan mensen die zijn opgegroeid in gematigde streken. Waar Darwins reisgenoten zaten te kleumen bij een vuurtje, liep bij de Indianen het zweet over hun lichaam. In de literatuur over humane evolutionaire esthetiek komt naast de fysieke schoonheid van mensen ook onze voorkeur voor bepaalde landschappen vaak aan de orde. Volgens veel auteurs zou er sprake zijn van een universele voorkeur voor halfopen, parkachtige landschappen met water. Bovendien hebben mensen dan de voorkeur om vanaf enige hoogte een goed overzicht te hebben. Het is verrassend hoe deze esthetiek spoort met pragmatische overwegingen met betrekking tot water, voedsel en veiligheid. Dit sluit goed aan bij de pragmatische blik van evolutionair biologen als Thornhill2 onaliteit. : schoonheid is de belofte van functiIn culturele zin is de betekenis van schoonheid nog complexer. Volgens Scruton blijkt al uit de eerste menselijke artefacten dat schoonheid een rol speelt. Vuistbijlen behoren tot de oudste menselijke artefacten, en daar zit al een culturele, esthetische kwaliteit aan: ze zijn niet alleen functioneel, maar ook mooi. De oudste afbeeldingen van dieren, zoals in Lascaux, of van 1 In Darwin, De reis van de Beagle. 2 Thornhill in Darwinian aesthetics. 59 Pagina 30

Pagina 32

Voor brochures, online cursussen en catalogussen zie het Online Touch content management beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een web winkel in uw PDF's.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication