70 4 DLV. Protocol administratie bij afvoer van het bedrijf. De gehaltes in Tabel 24 zijn gebaseerd op normen, aannames en waarnemingen onder de voorwaarde dat de kalveren in beide bedrijfsopzetten evenveel drijfmest produceren met gelijke hoeveelheid excretie van N en P per dier. De gehanteerde normen en waarnemingen betreffen: Mestproductie per dier van 3,3 m3 per dierplaats per jaar voor rosékalveren (diergebonden norm) voor de periode 1/8-1/3. Dit is vervolgens omgerekend naar 5,7 m3 gerekend over een heel jaar. Excretie van 24,8 kg N per dier per jaar en 12,0 kg fosfaat per dier per jaar, wat overeenkomst met 5,2 kg P (diergebonden norm). Bij scheiding bij de bron komt 50% van het volume terecht in de urine en 50% in de vaste mest (schatting Kroes). Een N-gehalte in de urine van 4,5 kg per m3 en een P-gehalte van 0,3 kg per m3 (metingen Kroes). Deze gehaltes zijn gebruikt om de gehaltes van vaste mest te berekenen op basis van de gebruikte excretiecijfers. De gehaltes aan N en P in het digestaat zijn afgeleid uit die van de vaste mest, waarbij gecorrigeerd wordt voor de biogasproductie en de daarmee samenhangende afname in de hoeveelheid VS (Volatile solids). Om de N- en P-gehaltes van dunne en dikke fractie te berekenen, is uitgegaan van een scheidingsrendement van 22% naar de dikke fractie (v/v) en 20 respectievelijk 70% van de N en P naar de dikke fractie4. Op basis van de verkregen gehaltes in de dierlijke mestproducten (urine, dunne en dikke fractie digestaat) is de plaatsingsruimte van deze producten op het landbouwareaal berekend. Hierbij is aangenomen dat een maximale hoeveelheid mestproducten op eigen land wordt toegepast. 4.2.4 Eendenkroos Zoals eerder aangegeven, is er op het ECOFERM-bedrijf voor gekozen om het graslandareaal te vervangen door eendenkroos. Om te kunnen profiteren van de warmteproductie en de CO2-productie van de kalveren, is het van belang om het kroos in tunnelkassen te telen. Dit lijkt de goedkoopste optie om kroos als bedekte teelt te produceren, wat nodig is om optimaal te profiteren van warmte en CO2 van de kalveren. De tunnelkassen hebben als bijkomend voordeel dat de wind geen vat heeft op het kroos, zodat het volledige wateroppervlak ook productief kan zijn. Het gebruik van kassen heeft als belangrijk nadeel de investeringskosten. In het ECOFERM-voorbeeldbedrijf te Uddel vindt de teelt van kroos plaats op de zolder van een kalverstal. Dat heeft logistieke voordelen, maar is beperkend in het oppervlak aan eendenkroosteelt. Dat is de reden dat in deze berekeningen is gekozen voor een teelt in tunnelkassen waarmee een groter oppervlak aan kroosteelt gerealiseerd kan worden. Het eiwitgehalte van kroos is volgens de analyses van NutriConsult 430 g per kg drogestof (zie Hoofdstuk 3). Dit komt overeen met het gehalte van 450 g per kg droge stof zoals aangegeven door Landolt & Kandeler (1987). Het gehalte hangt sterk samen met de groeiomstan Pagina 77

Pagina 79

Interactieve e-brochure, deze folder of publicatie is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal publiceren van digitale uitgaves.

644 Lees publicatie 256Home


You need flash player to view this online publication