2.1 . 3 Padbreedt e Zoals hierboven al is aangegeven, vormen wilgen in korte omloopplantages meerdere scheuten per stoof (gemiddeld 10 per stoof). Dit betekent dat wilgenstoven meer ruimte in de breedte innemen dan een maïsplant in een maïsdoolhof of (geschoren) hagen in een regulier doolhof. Dit heeft tot gevolg dat: 1. Ofwel de wilgen langs de paden in wilgendoolhoven regelmatig gesnoeid moeten worden om het pad open te houden; 2. Ofwel de paden in een wilgendoolhof breed genoeg moeten zijn om te voorkomen dat het pad tussen twee oogstcycli door dichtgroeit. Het snoeien van wilgen kost tijd. Zeker wanneer je bedenkt dat een stoof gemiddeld 10 scheuten heeft (waarvan de helft over het pad groeit) en de stoven circa 60 centimeter uit elkaar staan. Wanneer aan weerszijden van het pad de overhangende wilgentakken moeten worden gesnoeid, betekent dit dat er bij een totale padlengte van 1.000 meter (1.000 m/0,6 m x 5 scheuten x 2 kanten van het pad = ) 16.667 scheuten moeten worden geknipt. Afhankelijk van de hergroei van de wilgen dient dit per groeiseizoen meerdere malen plaats te vinden. Dit kan eventueel machinaal worden uitgevoerd met een motorheggenschaar. Dit geeft over het algemeen een zeer rafelig snijvlak, waardoor zowel de vitaliteit van de wilgen als het beeld langs de paden negatief wordt beïnvloed. Bovendien wordt door het tussentijds snoeien de biomassaopbrengst bij de eindoogst verlaagd. De gesnoeide takken kunnen weliswaar tussentijds als biomassa worden verzameld en afgezet, maar dit is minder efficiënt dan wanneer de oogst eens per twee of drie jaar machinaal plaatsvindt. De conclusie is dat snoeien geen efficiënte maatregel is om de paden in een wilgendoolhof open te houden. Er zal dus moeten worden gewerkt met voldoende brede paden. Om te bepalen hoe breed de paden moeten zijn, zijn in november 2013 metingen verricht in bestaande wilgenplantages in Flevoland. Bijlage III geeft de resultaten weer. De metingen zijn verricht in plantages met eenjarige en tweejarige scheuten. De eenjarigen reiken gemiddeld 1,2 meter naar buiten. De tweejarige scheuten reiken gemiddeld 1,8 meter naar buiten. Er komen echter ook uitschieters voor tot 2,2 meter. De conclusie is dat een pad minimaal 3 tot 4 meter breed moet zijn om te voorkomen dat het pad binnen twee jaar dichtgroeit. Er zal overigens altijd incidenteel snoeiwerk nodig zijn, omdat er altijd wel enkele scheuten zijn die toch verder het pad in groeien. Een voordeel van het hanteren van bredere paden is bovendien dat er meer licht onderin de plantage kan komen, waardoor ook de onderste delen van de scheuten meer blad zullen bevatten. Dit komt de dichtheid van de wanden langs de paden ten goede (zie Paragraaf 2.1.2). 10 Pagina 15
Pagina 17Voor tijdschriften, online clubbladen en publicaties zie het Online Touch CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een online shop in uw archief.
593 Lees publicatie 246Home