der oorspronkelijk. Het is de vraag of er nog plekken op aarde zijn met verhoudingen die overeenstemmen met een moment in de geschiedenis dat verder weg ligt dan een paar eeuwen. Je zou kunnen zeggen dat veel vegetaties al heel lang zijn verweesd. Met de herintroductie van enkele grazers zijn we er dan ook niet. In dat perspectief is het begrijpelijk dat er mensen zijn die ervoor pleiten om de verweesde vegetaties van Noord-Amerika en Europa met grazers te confronteren die we nu associëren met zuidelijke savannen.1 Jacht, stroperij en visserij waren ook in de laatste eeuwen van grote invloed. Talloos zijn de verhalen over de enorme aantallen vogels, zoogdieren en vissen. Een bekend voorbeeld is dat van de trekduiven. Die waren in Noord-Amerika zo algemeen dat ze met miljoenen de hemel konden verduisteren. In Frankrijk werden trekkende leeuweriken met duizenden gevangen om tot paté te worden verwerkt. Amerikaanse bizons trokken in onafzienbare kudden over de vlakten. Tsjechov2 beschrijft hoe de zee bij Kamtchatka woelde van de vissen. Indianen in Canada beschrijven hoe rivieren kolkten van de zalmen. Nederlandse vissers in de zeventiende eeuw konden hun haring in zulke hoeveelheden vangen dat de duinen ermee werden bemest. Ooit ging de vangst nog met enige heroïek gepaard, zoals in Moby Dick. Maar al in de negentiende eeuw lukte het om de ogenschijnlijk oneindige voorraden zo effectief te bejagen dat veel soorten in een mum van tijd balanceerden op de rand van uitsterven. In onze tijd is het een fluitje van een cent om de zeeën semi-automatisch leeg te vissen. Willekeurige groepen vogels of zoogdieren zouden we zo uit het evolutionaire proces kunnen drukken. 1 Pleistocene soorten als de Noord-Amerikaanse dwergmammoet zouden bijvoorbeeld vervangen kunnen worden door de Afrikaanse olifant. 2 Zie Tsjechov, Een reis naar Sachalin. 98 Slechts op een enkel plekje op aarde is er nog een spoor van de oorspronkelijke natuurlijke rijkdommen te vinden. Als iedereen die zou willen zien, zou het daar een drukte worden vergelijkbaar met het San-Marcoplein of het Louvre. De Vlaamse filosoof Vermeersch (1994) zei het zo. Stel je al die Europeanen en Japanners in de Serengeti voor die ze zich achter de laatste boom afvragen: where have all the zebras gone? Niet minder ingrijpend waren de gevolgen van landbouw en ontbossing. Die hebben twee soorten effecten. In de eerste plaats worden dieren voor landbouwers concurrenten: een nieuw argument om soorten te bestrijden. Daarnaast zijn er de effecten van het veranderende grondgebruik zelf. Hierdoor verdwenen leefgebieden voor tal van soorten. Vanaf 6000 voor Christus ontstonden in Mesopotamië, en later op veel plaatsen in het Midden-Oosten, de eerste grote steden: bossen werden gekapt en steeds meer grond werd geïrrigeerd om de groeiende bevolking te voeden. In veel van deze grote steden liep de bevolking al voor het begin van de jaartelling in relatief korte tijd terug omdat de gronden verziltten en verdroogden. In het Midden-Oosten en Noord-Afrika verdwenen bossen en liep de vruchtbaarheid van de bodem achteruit. Ook in China en India verdwenen steden en culturen omdat de bodems degradeerden. In het oude Griekenland klaagde Plato over het verdwijnen van bossen en de vruchtbare gronden. In West-Europa kwam de ontbossing later op gang. Die had door het vochtigere klimaat minder desastreuze gevolgen, maar toch waren de gevolgen niet gering. Het verdwijnen van de hoogvenen in laag Nederland bijvoorbeeld werd ten dele veroorzaakt door het verdwijnen van bossen in Centraal-Europa. De rivieren namen veel zand mee, werden ondieper en zetten hun zand af over de veengronden. Door de ontbossing werd ook de afwatering 99 Pagina 50

Pagina 52

Voor catalogussen, online tijdschriften en magazines zie het Online Touch CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een webwinkel in uw uitgaven.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication