Voeding: Voeding is van invloed op de gezondheid van de darm. Wanneer de voeding niet aansluit op de behoefte van het dier kan dit problemen opleveren. Ook de samenstelling van het voer is van invloed. Een wisselende voersamenstelling in de darm geeft een verschuiving in de aanwezige darmflora. Hierdoor kan het voorkomen dat pathogenen zich in de darm kunnen nestelen, wat tot darmontsteking kan leiden, met alle mogelijke gevolgen. a) Voor alle bedrijven geldt dat er getracht gaat worden om de voersamenstelling zoveel mogelijk constant te houden. Hiervoor gaan de voedingsexperts in overleg met de voerleveranciers om zo tot een constante voersamenstelling te komen. b) Voer‐gerelateerd gaat bekeken worden wat de invloed van de voerbaklengte en de voersnelheid is op verenpikken dan wel verensabbelen wat vooral in de opfok van belang is. Hiervoor wordt de voerbaklengte en voersnelheid vergeleken met andere opfokkers die hetzelfde voer betrekken. c) Een tweetal vermeerderingsbedrijven gaat in één van hun twee identieke stallen voer verstrekken met een verlaagd eiwitgehalte. Dit voor een betere performance van de hen en een robuuster kuiken met een betere weerstand. d) Om de conditie van de darm te controleren zal bij de vleeskuikens op de tiende levensdag een Clostitest gedaan worden om het aantal Clostridia in darm te bepalen. Bij een verhoogde hoeveelheid kan de verteerbaarheid van het voer aangepast worden om darmontstekingen te voorkomen. In lijn hiervan ligt een lactaattest die het lactaatgehalte in het bloed bepaalt en die uitgevoerd kan worden door Elanco. Een verhoogde lactaatwaarde geeft een verhoogde kans op darmontsteking. Beide testen zijn een indicatie van het risico op darmontstekingen. De Clostitest moet op de tiende levensdag uitgevoerd worden, waar de lactaattest ook op latere leeftijd nog gedaan kan worden. Drinkwater: De meeste pluimveebedrijven beschikken over een eigen bron voor de drinkwatervoorziening, waarvan de waterkwaliteit kan wisselen. Ook de technische staat van de drinkwaterleidingen, de drinknippels en watertorens en de aanwezigheid van een biofilm in de waterleidingen is van invloed op de kwaliteit van het drinkwater. a) Op ieder bedrijf zal op het moment van opzet, tussentijds en bij het afronden van een koppel (groep dieren die samen in één eenheid gehuisvest zijn) volgens standaard protocol een watermonster genomen worden ter bepaling van de waterkwaliteit. Hierbij wordt het aeroob kiemgetal bepaald, het coligetal en de hoeveelheid coliforme eenheden, de aanwezigheid van gisten en schimmels en vindt een pH bepaling plaats. Afhankelijk van de uitslagen hiervan kunnen maatregelen genomen worden ter verbetering van de waterkwaliteit. 4 Pagina 3

Pagina 5

Heeft u een rapport, blueberry of web onderwijs catalogi? Gebruik Online Touch: flyer online zetten.

474 Lees publicatie 164Home


You need flash player to view this online publication