5.2 Eindige hulpbronnen De industriële economie is van oorsprong een fossiele economie, aanvankelijk gebaseerd op stoomkracht die onder andere werd gebruikt om kolenmijnen droog te houden. De kolen leverden weer de energie om stoommachines te laten draaien, metalen te produceren, sporen aan te leggen en stoomtreinen te laten rijden. In een wisselwerking van kolen, staal, spoorwegen en later ook olie, kwamen industrieën op gang die de wereld gingen domineren. Nog steeds zijn deze industrieën dominant én sterk georiënteerd op fossiele hulpbronnen. Deze bronnen zijn echter eindig, veelal schaars en in de huidige toepassing vervuilend. De grootschalige industriële economie lijkt structureel niet duurzaam te zijn. In ieder geval voelen overheden zich wereldwijd geroepen om met regels in te grijpen. De invloed van “fossiel” reikt verder dan de zware industrie. Ook de voedselvoorziening is sterk op fossiel georiënteerd. Zo worden pesticiden gemaakt van aardolie en kunstmest van aardgas. De landbouwmachinerie is zwaar en mechanisch en wordt aangedreven door fossiele brandstoffen. Ook de maakindustrie is georiënteerd op “fossiel”. De vele “kunstmatige” producten zijn ontleend aan de petrochemie, die haar naam te danken heeft aan de versteende fossiele bronnen die ze exploiteert. De productie wordt veelal internationaal verhandeld, waardoor transportstromen ontstaan die nagenoeg geheel worden aangedreven met fossiele bronnen. Petrochemie 27 “Petro” komt uit het Grieks en betekent “steen”, “rots”. De eigenlijke betekenis van “petrochemie” is dan ook “chemie der gesteenten”. Maar in de praktijk wordt er iets totaal anders (bijna tegengestelds) mee bedoeld. Veruit het grootste deel van de petrochemische producten wordt uit aardolie en -gas geproduceerd. En evenmin als steenkool van steen is, gaat het hier om steen. In de wereld van steen (lithosfeer) is silicium het verbindende element. In de organische wereld – waar de fossiele hulpbronnen toe behoren – legt koolstof de verbindingen. Eigenlijk is er voor de petrochemie geen slechtere naam te verzinnen dan “petrochemie”. Na een eeuw van oliehegemonie lijkt er nu echter een kentering te komen in de fossiele oriëntatie van de wereldeconomie. Voorname drijfveren hierbij zijn de uitputting, schaarste en vervuiling waarmee de fossiele economie wordt geassocieerd. Uitputting is een fysiek proces. Op een zeker moment zullen bepaalde hulpbronnen gewoonweg “op” zijn. Uitputting is echter geen acuut probleem, het is een geleidelijk proces. Zelfs de olie is voorlopig nog niet op. Wel loopt het aanbod terug bij gelijkblijvende of groeiende vraag. Prijzen gaan dan stijgen en de marktmacht van de olie-exploitanten neemt toe. Pagina 36

Pagina 38

Heeft u een maandblad, i paper of digitale relatiemagazines? Gebruik Online Touch: vaktijdschrift bladerbaar maken.

303 Lees publicatie 100Home


You need flash player to view this online publication