In Nederland zijn lokale geldstelsels bekend onder de naam LETS (Local Exchange and Trade System). De Amsterdamse LETS-vereniging Noppes was lange tijd een van de grootste ruilkringen in Europa en heeft actief bijgedragen aan de ontwikkeling van een open source software-systeem (Cyclos)167 dat de handel via een lokale ruileenheid digitaliseert. Met de inmiddels beschikbare hulpmiddelen, kennis en ervaring zijn lokale geldstelsels snel en makkelijk op te starten. Moeilijker is het activeren van mensen en – wanneer het stelsel economisch belangrijk is geworden – de verhouding met de gevestigde orde. Lokale geldstelsels voegen een renteloze ruimte toe aan de economie. Er is geld voor zover mensen beschikken over hulpbronnen en bereid zijn in beweging te komen. Waar in de normale economie krediet bepalend is voor het vermogen om iets van de grond te krijgen, kan met lokaal geld worden volstaan met bestaand bezit, inzet, motivatie en organisatietalent. Door deze stelsels complementair te beschouwen, wekt Lietaer de indruk dat ze de euro niet zouden kunnen verdringen. Maar lokaal geld bezit die potentie wel. Het is immers voldoende beschikbaar en goedkoop. Dat smeert de economie beter dan duur geld dat weliswaar niet schaars is, maar wel ongelijk is verdeeld. Maatschappelijk geld 147 167 http://www.strohalm.nl/ softwarehandelssystemen.html. Geld op zich heeft geen waarde. Die waarde wordt vooral ontleend aan arbeid, grondstoffen en infrastructuur. Geld bestaat bij de gratie van een maatschappij en haar rechtsorde. In een duurzaam systeem zou het hieraan ook dienstbaar zijn. Alternatieve geldstelsels hebben laten zien dat maatschappelijk geld niet alleen mogelijk is, maar dat het tevens in korte tijd indrukwekkende verbeteringen kan bewerkstelligen in welvaart en welzijn. Geld wordt hier weer middel in plaats van doel; een middel om maatschappelijke doelen mee te bereiken. Een voorbeeld van de grote vlucht die lokaal geld kan nemen en hoe de gevestigde orde daar dan op reageert, is de Wära. In het Duitsland van de vroege jaren dertig – tijdens de legendarische hyperinflatie – heropende Herr Hebecker zijn kolenmijn in Schwanenkirchen. Hij had geen geld om zijn werkers te betalen. In plaats daarvan bood hij hen Wära aan: tegoedbonnen voor kolen. De kolenmijn was daarvoor twee jaar gesloten geweest en het dorp leefde in armoede. Geldtekort zorgde dat mensen niet werkten. Bewoners hadden schulden en winkels geen omzet. De kolentegoedbon (Wära) bleek onder deze omstandigheid zeer effectief. De mensen gingen weer werken en betaalden in Wära hun schulden af. Winkeliers drongen de Wära op aan de groothandels. Aangezien iedereen kolen nodig had, had de Wära een reële waarde. Binnen korte tijd deden meer dan 2.000 bedrijven mee. Schwanenkrichen bloeide op te midden van de depressie. Helaas168 werd dit experiment door de toenmalige Duitse monetaire autoriteiten in de kiem gesmoord.169 Strikt genomen was de Wära niet bedoeld als geld. Het was een tegoedbon die in de economie ging functioneren als geld. Om van zo’n Figuur 46. De Wära uit Schwanenkirchen. Historisch voorbeeld van maatschappelijke welvaartscreatie – te midden van de depressie – dankzij lokaal beschikbare hulpbronnen en organisatietalent. 168 Onder andere volgens monetair wetenschapper Irving Fisher (Yale). In het vooroorlogse Duitsland liep een aloude discussie over de geldmacht: of deze in private of publieke handen behoorde. Uiteindelijk werd de geldmacht – te midden van de monetaire chaos van de jaren twintig en dertig – in private handen gebracht. Banken kregen het privilege van geldcreatie. De Wäre bleek een geduchte concurrent voor dit gevestigde geldkartel. Het laat zich raden dat private belangen, en niet het maatschappelijk belang, aan het Wära-verbod ten grondslag hebben gelegen. 169 Pagina 156

Pagina 158

Scoor meer met een online shop in uw boeken. Velen gingen u voor en publiceerden PDF-en online.

303 Lees publicatie 100Home


You need flash player to view this online publication