STOWA 2010-10 nieuwe sanitatie westland Gietwater De glastuinbouw betrekt haar gietwater uit verschillende bronnen. De voorkeur heeft hemelwater. Dit is relatief schoon en heeft een laag zoutgehalte. Hemelwater is echter niet altijd beschikbaar. Soms is er een overschot dat snel uit het gebied wordt afgevoerd, en soms is er een tekort. Grofweg 2/3 van het gietwater wordt uit hemelwater betrokken. Glastuinbouwbedrijven beschikken daartoe over een hemelwateropslag (regenton) die varieert van 500 tot 1500 m3 per ha kas. De overige 1/3 wordt het ‘suppletiewater’ genoemd en moet uit andere bron komen.9 Die bronnen zijn: grondwater, oppervlaktewater, leidingwater en afvalwater. Gebruik van deze bronnen vergt veelal voorbehandeling, waaronder ontzouting. Ook leidingwater wordt wel ontzout alvorens het in de kas wordt toegepast. Een veel gebruikte suppletiewaterbron is grondwater. In het Westland is dit zout en het wordt steeds zouter. Derhalve wordt het veelal middels omgekeerde osmose ontzout. Daarbij ontstaat brijn dat doorgaans in een diepere bodemlaag wordt geïnjecteerd. De Provincie Zuid-Holland wil daar echter een einde aan maken. Daartoe gaat ze vanaf 2013 haar grondwatervergunningbeleid aanscherpen. Voor gebruik van grondwater en brijnlozing bestaan echter nog geen goede alternatieven. Die zullen eerst moeten worden ontwikkeld, wil de glastuinbouw onder een brijnlozingsverbod niet in de problemen komen. Gebruik van suppletiewater is niet gelijkmatig door het jaar verdeeld. Het is aan de orde in ‘de droge tijd’ wanneer de hemelwaterbuffers zijn uitgeput. De gietwaterbehoefte verschilt per teelt en teeltwijze. Zo vragen potplanten jaarlijks ca 7.400 m3, tomaten ca 12.500 m3 en rozen ca 18.800 m3 gietwater per hectare. Ook de kwaliteitseisen verschillen per teelt en teeltwijze. Belangrijke onderscheidingen daarbij zijn de gevoeligheid van het gewas, de toepassing van recirculatie en de teelt op substraat of in de grond. Onder andere het zoutgehalte is een belangrijke factor. De strengste eisen gelden in de substraatteelt van zoutgevoelige gewassen met recirculatie van het gietwater. In dat geval mag de Na concentratie niet hoger zijn dan 11,5 mg/l en de Cl concentratie niet hoger zijn dan 17,8 mg/l. Leidingwater is dan al snel 3 tot 5 maal te zout voor deze teelten. Voorbeelden van zoutgevoelige gewassen zijn anthurium en orchidee. Minder strenge eisen gelden voor substraatteelt van zouttolerante gewassen. In dat geval wordt wel een bovengrens gehanteerd van 80,5 mg/l voor Na en 124 mg/l voor Cl. Voorbeelden van zouttolerante gewassen zijn rozen, anjers en fresia’s. Voor aubergines en andere zouttolerante groenten ligt de zouttolerantie nog hoger (240 mg Cl/l - Praktijkonderzoek Plant en Omgeving B.V)10. 9 10 STOWA, 2007, rapportnummer 28. van Dam, A.M., Clevering, O.A., Voogt, W., Aendekerk, Th.G., van der Maas, M.P., 2007, Zouttolerantie van landbouw gewassen; Deelrapport Leven met zout water, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V., PPO nr. 32 34019400. 8 Pagina 18

Pagina 20

Scoor meer met een online shop in uw mailings. Velen gingen u voor en publiceerden nieuwsbrieven online.

418 Lees publicatie 113Home


You need flash player to view this online publication