De rivieren in het benedenrivierengebied gaan daarmee ook wat meer op de bovenrivieren lijken, met brede uiterwaarden waar klei en zand kunnen bezinken. Dit sediment is allereerst bedoeld om het gebied mee te laten groeien met de zeespiegelstijging, maar eventuele overschotten aan sediment die neerslaan, kunnen ook worden gebruikt voor bakstenen of andere bestemmingen. De locatie voor zo’n nieuwe ‘meegroeiende stroomgordel’ ligt bij voorkeur ten zuiden van de Randstad (figuur 12). Mogelijk kan de Nieuwe Merwede er voor worden omgebouwd, of een loop nog zuidelijker, ongeveer waar nu de Amer loopt, waar dan ook het water van de Maas gebruik van kan maken. Wanneer we uitgaan van een nieuwe waterloop van 30 km lang met in totaal 1000 m brede uiterwaarden dan is 30 Mm3 sediment nodig om deze uiterwaarden ca 1,5 m op te hogen. Uit metingen is bekend dat uiterwaarden tot ca 1 cm per jaar kunnen opwassen. De snelheid varieert van nog groter in het begin als de uiterwaard vaak overstroomt, tot veel langzamer, als de overstromingen vanwege de hoogte, minder vaak optreden. De ruimte voor berging van hoogwater blijft ondertussen bestaan, want de kleilaag zal nooit de hoogte van extreem hoogwater bereiken. Omdat zowel van de natuurlijke aanvoer van sediment gebruik gemaakt kan worden (er bevindt zich voldoende zand en klei in de Benedenrivieren) als van de natuurlijke processen die het sediment op de plek van bestemming brengen gaat het hier om een optieA locatie. De commissie Veerman heeft zich ook gebogen over de problematiek van het benedenrivierengebied. Om de hogere waterstanden in de toekomst het hoofd te bieden kon zij kiezen uit 3 mogelijkheden: het verlagen van de rivierbodem, het verhogen van de dijken en het met keringen afsluitbaar maken van het hele benedenrivierengebied. De eerste optie valt meteen al af, omdat deze alleen soelaas biedt in een situatie dat het water stroomt. Dit is in hoogwatersituaties in het benedenrivierengebied niet het geval omdat de keringen aan de zeezijde dan gesloten zijn. De optie om de dijken te verhogen is in het westen van het land zee kostbaar, omdat het om een grote lengte gaat en de dijken op heel veel plaatsen dicht bebouwd zijn. De commissie heeft daarom gekozen voor de aanleg van keringen in al de watergangen van het noordelijk Benedenrivierengebied. Bij hoog water kan dit hele gebied dan in een keer afgesloten worden van de invloed van het rivierwater. Een deel van het benedenrivierengebied kan niet door keringen afgesloten worden (oa Bovenmerwede en de Nieuwe Merwede omdat hierlangs het rivierwater naar zee zal moeten worden gevoerd. Langs deze wateren kiest de commissie wel voor dijkverhoging. Het zijn daarom deze gebieden die zich het beste lenen voor de hierboven gepresenteerde mogelijkheid om met sediment de stroomgordel mee te laten groeien met de zeespiegel, zodat zich hier een aflopende verhanglijn kan vormen. 19 Pagina 18
Pagina 1Scoor meer met een online shop in uw catalogi. Velen gingen u voor en publiceerden weekbladen online.
409 Lees publicatie 104Home